Circuscentrum Vlaanderen, de Canadese MICC (Marché International de Cirque Contemporain, van TOHU Montréal) en En Piste (de Canadese circuskunsten alliantie) en het American Circus Alliance, bieden binnen het project ‘Opening New Markets for Circus Arts’ een unieke kans voor circusartiesten om nieuwe markten in Noord-Amerika te verkennen. In juli trekt een Vlaamse delegatie naar Canada, maar in maart was er alvast een online ontmoeting met enkele artiesten en organisatoren over hun ervaringen aan beider kanten van de oceaan. - Door Liv Laveyne
De liaison tussen Vlaanderen en Noord-Amerika is altijd groot geweest. Met de piek van de migratiegolf vanuit Vlaanderen naar de VS en Canada begin jaren 1900 trokken ook veel Vlaamse circusartiesten zoals Polly Bentos en Henri Frans naar de VS. Sommige bleven er om op te treden in de grote circussen, vaudevilles en kermissen, andere reisden heen en weer. Maar meer dan een eeuw later binnen het huidige (politieke, ecologische en financiële) klimaat stelt het overzees touren het circus ons voor steeds meer uitdagingen. Een eerste online ontmoeting zorgde alvast voor een geanimeerd gesprek over de mogelijkheden en de obstakels waarmee beide continenten geconfronteerd worden.
Ja, maar jullie hebben toch Cirque du soleil?, klinkt het vaak. Maar dat is zowel een zegen als vloek.
Aan de zoom-tafel een mix van gezelschappen en festivalorganisatoren: Aaron Marquise (la TOHU, Canada), Francis Julien (FLIP Fabrique, Canada), Shayna Swanson (Aloft, VS), Stijn Grupping (Post uit Hessdalen, Vlaanderen) en Patrick De Groote (Zomer van Antwerpen, Vlaanderen).
Hoewel Canada wereldvermaard is door Cirque du Soleil, dat zijn thuisbasis in Montréal heeft, is het aantal grote Canadese gezelschappen dat tourt buiten Quebec vrij beperkt. In vergelijking met bijvoorbeeld het dansveld waar er al een rijke traditie is (ook in de uitwisseling met Vlaanderen) is het circuslandschap nog vrij jong en in ontwikkeling. “Ja, maar jullie hebben toch Cirque du soleil?, klinkt het vaak. Maar dat is zowel een zegen als vloek,” vertelt Aaron Marquise, adjunct-directeur van de programmering circuskunsten van TOHU en MONTRÉAL COMPLÈTEMENT CiRQUE Festival. “Wat betreft publieksopbouw, de mensen betalen 100 dollar of meer per ticket voor een voorstelling van Cirque du Soleil en daarmee hebben ze dan hun circus voor dat jaar ‘gehad’. Onze job en uitdaging bij TOHU bestaat eruit om het publiek in Montréal dat houdt van Cirque du Soleil ook warm te maken voor een ander soort artistiek circus behalve dan het sterk gevestigde internationale merk dat Cirque du Soleil is.”
Het aantal speelplekken in Canada is, buiten onze uitvalsbasis in Québec, vrij beperkt. Op dat vlak is Canada een ‘lastig’ geval: het bestaat vooral uit verlaten toendra.
Francis Julien is directeur ontwikkeling van een ander groot Canadese circusgezelschap FLIP Fabrique, dat momenteel toert met zeven shows tegelijk. De compagnie speelde al in meer dan 30 landen speelden en legde daarmee al een afstand af van 500.000 km aflegde (12 keer de wereld rond). Ze spelen gemiddeld voor 150.000 à 180.000 toeschouwers per jaar. Klein gestart in 2011 werden ze vanuit de stad van Quebec gepusht om te transformeren tot jaarlijks een grote zomershow die de concurrentie met Cirque du Soleil zou kunnen aangaan en kon spelen voor groot publiek en toeristen. Daarnaast speelt FLIP Fabrique ook in de VS en Europa. “We hebben door die snelle transitie vlug volwassen moeten worden en inzicht verwerven in hoe de markt werkt. In Europa spelen we vooral binnen de Schengenzone en werken met boekingskantoren die vooral mikken op Frankrijk, Luxemburg, Zwitserland, Duitsland en België. Het aantal speelplekken in Canada is, buiten onze uitvalsbasis in Québec, vrij beperkt. Op dat vlak is Canada een ‘lastig’ geval: het bestaat vooral uit verlaten toendra. We focussen ons op de Franssprekende regio in Canada en dan de lijn langs de Westkust van Canada naar de VS.”
Vlaanderen is misschien klein maar cultureel bijzonder actief en strategisch gelegen in Europa.
Patrick De Groote, artistiek directeur van de Zomer van Antwerpen maar ook van het muziekfestival Sfinks en daarnaast ook festivalconsultant, zet Vlaanderen meteen in perspectief. “Vlaanderen is 13.500 km² groot, Canada 9.985.000 km². Dat betekent dat Vlaanderen 740 keer kleiner is dan Canada en 1471 km² kleiner dan US en Canada samen.” Maar een Calimero-gevoel moeten we daar niet aan overhouden, misschien zelfs eerder een David versus Goliath. “Het kleine maar dichtbevolkte Vlaanderen is ook cultureel dichtbevolkt: met ongeveer 60 circusgezelschappen, 40 festivals die (ook) circus presenteren en bijna 200 culturele centra is er een gevarieerd aanbod aan circus mogelijk. Je hebt een programmering het hele jaar rond: met indoor en outdoor werk, tenten en zalen, kleiner en groot, experimenteel en commercieel werk.” Het is het fijnmazige culturele netwerk waarvoor Vlaanderen zo geprezen wordt (en met afgunst bekeken). “Vlaanderen is misschien klein maar cultureel bijzonder actief en strategisch gelegen in Europa. Daarenboven heeft Vlaanderen een historisch gegroeide band met Nederland en is Wallonië sterk geconnecteerd met het Franse veld waardoor je langs beide kanten een markt kan bespelen.”
Ik moet gewoon opdagen om te performen, alle andere werk is al gebeurd. Dat is een luxe, maar soms mis ik wel hoe je zelf je plekken kunt kiezen en welk publiek je zo kan bereiken.
Shayna Swanson is de artistiek directeur van Aloft, een circusgezelschap dat gebaseerd is in Chicago. “Toen ik in Chicago in 2005 Aloft oprichtte was er nauwelijks iets van circus. Er was geen infrastructuur maar geleidelijk aan hebben we verandering daarin kunnen brengen. Zo hebben we een oude kerk getransformeerd tot trainings- en presentatieruimte en geven we er ook lessen.” Toen Swanson twintig jaar terug startte, was ze jong en ongeduldig en met een droom. “Ik had al met enkele bands getourd. Dat gebeurde met een extreme do-it-yourself mentaliteit: het busje inspringen, alle spullen erin gooien, een optreden scoren, meteen optreden met in het beste geval wat gratis bier en wat geld, daarna bij iemand slapen op de vloer en terug de hort op naar de volgende stad. Er was toen ook een boekje dat heette ‘Book your own Fuckin’ Life’ en dat was zo een beetje de Bijbel van anarchistisch touren. Met datzelfde model wou ik ook met mijn eerste circusshow El Circo Cheapo Cabaret de baan op. Het gevolg was dat we vijf weken in een gammel busje -dat voortdurend in panne viel- vooral gespeeld hebben in circusscholen.”
De daaropvolgende voorstelling ‘Brave Space ‘, een voorstelling met volledige vrouwelijke cast, is een collectief gebeuren waarbij het publiek mee in de beleving stapt door zelf de tent op de bouwen. Met een compact set design – denk aan een grote iglotent - en een beperkte cast hoopte Swanson dat ook met die voorstelling te doen, “maar dan merk je toch dat je altijd groter droomt dan wat in de realiteit soms mogelijk is.” Met de voorstelling speelde ze ondertussen in 45 steden in de Verenigde Staten en Canada. Daar doet Swanson zelf de boekingen bij gebrek aan ander alternatief.
Als je aankomt staat er meteen een ploeg klaar om te helpen uitladen en nadien inladen. En opvallend: al die technici in Europa dragen bretellen.
Voor de Europese tournee kan ze rekenen op het managementbureau Cluster Arts. “Ik moet gewoon opdagen om te performen, alle andere werk is al gebeurd. Dat is een luxe, maar soms mis ik wel hoe je zelf je plekken kunt kiezen en welk publiek je zo kan bereiken. Je bepaalt ook zelf niet je ticketprijzen, die bij sommige festivals of kunstenhuizen erg hoog zijn en zo een drempel vormen.”
“In die zin hecht ik nog ook altijd veel belang aan het DIY-principe. Omdat ik geloof dat die aanpak ook inspirerend kan zijn voor de nieuwe generatie circusartiesten om zelf het heft in handen te nemen. Maar ik heb dat model enkel geprobeerd in de VS. Ik kan me inbeelden dat Europa veel meer gereguleerd is. Op dat vlak blijft Amerika het Wilde Westen,” lacht Swanson.
Toen Post uit Hessdalen, het Vlaamse circusgezelschap van Stijn Grupping en Ine Van Baelen, met de voorstelling ‘Pakman’ op de Europese festivals ook overzeese programmatoren warm kregen, waren ze gevleid. “We kregen algauw vragen vanuit Australië, Zuid-Korea, Japan, Zuid-Afrika, Brazilië en ook Canada. Onze voorstelling speelt in een omgebouwde vrachtwagen dus qua transport is dat niet evident. We hebben toen besloten om een replica van het interieur te bouwen dat in een container zou passen zodat we makkelijk ons decor konden verschepen.”
“Met Post uit Hessdalen hebben we begin 2020 in Canada getourd, waarbij we eerst vijf dagen speelden op het Mois Multi Festival in Quebec, daarna zijn we doorgereisd naar het National Arts Centre in Ottawa. Aangezien we dat jaar een volgepakte agenda hadden, hebben we beslist om de container achter te laten, in de idee dat we misschien nog meer konden spelen want we hadden ook een showcase in Philadelphia gedaan om ons ook op de Amerikaanse markt te promoten. Maar toen kwam Covid.”
“Na onze tournee in Japan en Canada hebben we beslist om niet meer intercontinentaal te touren. Er zijn genoeg festivals hier in Europa om onze agenda te vullen. Natuurlijk is het prestigieus om te zeggen dat je over de grote plas succesvol toert en is het leuk om ver weg nieuwe indrukken op te doen, maar dat weegt niet op tegen alle moeilijkheden die erbij komen kijken.”
Het feit dat Post uit Hessdalen een mini-gezelschapje is, momenteel bestaande uit twee artiesten en een spreidingsverantwoordelijke, maakt misschien wel dat ze wendbaarder zijn dan grote gezelschappen maar de druk om dit zelf allemaal te realiseren is enorm. En los van tijd en energie is er het financiële aspect. “Het leek slim om een decor na te bouwen in een container maar de transportkosten zijn immens. Sinds Corona zijn de kosten verdrievoudigd. Een container overzees te transporteren heen en terug Antwerpen-Canada kostte ons voor Corona 10.000 euro, nu is dat 35.000 euro. Dat is bijzonder veel geld, zeker voor een kleine publiekscapaciteit van 32 personen per keer, 3 keer op een dag.”
Om de transportkosten te drukken gooiden zowel FLIP Fabrique als Aloft het over een andere boeg: ze maakten een replica, een tweede set van hun decor, dat ze dan in Europa stockeren. FLIP Fabrique toert stevig in Europa maar geeft toe dat je dat niet in je eentje doet en sterke partners overzees nodig hebt of een internationale touragent om de tour te organiseren zoals zij doen met Kas Van Baasbank. “We kennen het gebied niet, de manier waarop alles werkt en missen de goede contacten. Ik vind het wel fijn om al dat geregel te mogen lossen en niet zelf te moeten organiseren. Europa is in vergelijking met Amerika superclean en georganiseerd. Als je aankomt staat er meteen een ploeg klaar om te helpen uitladen en nadien inladen. En opvallend: al die technici in Europa dragen bretellen.” En jullie hebben vaak ook prachtige schouwburgen en locaties,” voegt Swanson toe. “We hebben met Aloft op CIRKL festival opgetreden in een kerk. Ik was tot tranen toe bewogen en voelde ook hoe erg de circuscommunity daar ook leefde.”
Onderhandelen dient niet langer een gemeenschappelijk doel – om een project mogelijk te maken – maar wordt een gokspel om af te dingen waarbij niet meer helder over budgetten wordt gecommuniceerd.
De Groote heeft met Zomer van Antwerpen goede ervaringen met de Canadese ambassade en de Canadian Arts Council. “De mensen zijn er heel behulpzaam. Het Canadese beleid is duidelijk gericht op de import en export van cultuur. Wat betreft de VS en soms andere landen is dat wel eens anders, wat niet wegneemt dat vragen altijd vrij staat. De Vertegenwoordiging van Vlaanderen in New York staat bijvoorbeeld wel heel open voor culturele uitwisseling.”
Grenzen zijn imaginaire lijnen die er zijn om te verkennen en niet om protectionistisch ermee om te gaan.
“In de VS werkt de fondsenwerving anders en verloopt veel via individuele donoren en bedrijfssponsoring wat een gans anders model is. Maar in beide systemen geldt dat je je moet zichtbaar maken en laten zien wat je doet, naar sponsors, mecenaten en fondsen toe. Vragen voor advies levert soms geld, en indien niet dan toch de mogelijke hulp om elders geld te zoeken om je project meer haalbaar te maken. Maar het is een erg tijdrovende bezigheid,” erkent Marquise. “Op het grote wereldtoneel - en nu spreek ik persoonlijk als mens - kan ik alleen maar zeggen dat grenzen imaginaire lijnen zijn die er zijn om te verkennen en niet om protectionistisch ermee om te gaan. Cultuur is waard om deze grenzen te vrijwaren.”
“In de VS zijn er geen structurele financiële ondersteuningsmogelijkheden wat circus touren betreft. Er zijn enkele organisaties die steun voorzien om gezelschappen te laten overkomen zoals Mid-Atlantic Arts en de Illinois Arts Council. Als je goed en diep zoekt, vind je hen. Maar meestal is het aan de presenteren plekken om die fondsen te werven,” zegt Swanson.
“Voor Canadese gezelschappen is er een landelijke subsidielijn (CAC) en daarnaast is er de subsidie van Quebec zelf (CALQ),” vertelt Julien. ‘De subsidie hangt af of je een minimum aan presentaties kan voorleggen. Als je ervoor zorgt dat je voorstelling dubbel kan spelen door bijvoorbeeld een schoolvoorstelling aan een vrije voorstelling te koppelen, kan dat handig zijn. Daarnaast zijn er enkele overzeese samenwerkingen zoals we dat hebben met Wales, waarbij één organisatie uit Quebec en één uit Wales samenwerken en de fee splitten doordat de helft door beide overheden wordt bijgepast.”
We moeten ons durven afvragen: hoe volhoudbaar is dat nog om artiesten voor een of twee shows over te laten vliegen en decors in containers verschepen?
Geld blijft dan ook van beide kanten van de plas de grootste uitdaging. “De artiesten en gezelschappen zien stijgende kosten en die worden terecht ook doorgerekend aan de organisatoren van cultuurplekken en festivals waar de artistieke budgetten vaak niet meer stijgen als het al niet dalen is,” zegt De Groote. Maar waar hij écht een bezwaar van maakt is hoe de markt zich soms gedraagt. “Onderhandelen dient niet langer een gemeenschappelijk doel – om een project mogelijk te maken – maar wordt een gokspel om af te dingen waarbij niet meer helder over budgetten wordt gecommuniceerd. We moeten in alle transparantie maar met respect voor elkaar het over vuile zaken als geld hebben om mooie zaken samen mogelijk te maken. En we moeten daarbij ook buiten de geijkte paden van subsidiëring durven kijken en ook andere fondsen aanboren: zo hebben we voor mensen met een visuele en auditieve nood haptische vesten laten ontwikkelen die bekostigd worden via een sponsor buiten de cultuursector.”
Maar los van al deze financiële, praktische problemen is er ook nog het grootste probleem: het klimaat. Nochtans komt het – ook in dit gesprek – weer als allerlaatste argument. “Klimaat en duurzaam touren is ongetwijfeld de grootste uitdaging,” zegt Swanson. “We moeten ons durven afvragen: hoe volhoudbaar is dat nog om artiesten voor een of twee shows over te laten vliegen en decors in containers verschepen? Want dat is wat we met zijn allen blijven doen, hé. In Europa rijd ik met de camionette het decor, de cast is verplicht om met de trein te reizen en ze haten dat. En ik begrijp dat, het is stresserend en oncomfortabel maar we moeten die mindshift doorzetten.” Post uit Hessdalen reist met hun vrachtwagen – toegegeven een Diesel - maar daar is hun transportmiddel ook hun presentatieplek.
Meer en meer wordt gezocht naar alternatieven. Zo zijn er in Europa steeds meer verhuurbedrijven die rond circulaire economie werken en rekwisieten goedkoop aanbieden. En ook in theater zijn er steeds meer innovatieve initiatieven. Een Nederlands theatergezelschap als Het Zuidelijk Toneel laat zijn verschillende regisseurs een toneel delen, het Vlaamse gezelschap Ontroerend Goed tourt al twee decennia succesvol internationaal met hun credo dat een decor in twee valiezen moet passen. Ditmaal gaan ze zelfs nog wat verder: met ‘Handle with care’ hebben ze een zelfbouwpakket gemaakt dat door de theaters zelf gespeeld kunnen worden. Niks container of persoonstransport, enkel een pakketje.
Maar misschien nog gezonder is deze kritische reflex: we zien meer en meer circusgezelschappen die ook bewust kiezen om lokaal te blijven. “We moeten weg van het idee dat alles intercontinentaal moet kunnen touren. En als dat de ambitie is moet je je creatie al bij voorbaat daarop afstemmen: financieel, productioneel én menselijk,” besluit Grupping.
7 aanbevelingen voor overzees touren
Dit artikel verscheen naar aanleiding van het project 'Opening New Markets for Circus Arts' gesteund door de Vlaamse en Québecse regering.
Circusmagazine is het driemaandelijks tijdschrift voor de circuskunst. Op eigentijdse wijze bericht het over verleden, heden en toekomst van de circuswereld in Vlaanderen and beyond.
Abonneer je hier