©Alain Julien
©Alain Julien

Wat zijn belangrijke kansen en uitdagingen en welke evolutie is wenselijk?

Oorspronkelijk werd circus getoond in de circustent - een plek die voor velen onlosmakelijk verbonden is met de zintuiglijke aspecten van het circus: de geur, het geluid, de aanraking, het beeld en zelfs de smaak. Vandaag vinden we circus ook op veel andere plekken terug en zijn er verschillende soorten van ruimtes voorhanden om te creëren, om te trainen en lessen te volgen en om voorstellingen naar een publiek te brengen. Er zijn ook opslagruimtes, werkplaatsen, ateliers,…

Dringend tijd om eens een stand van zaken op te maken.

Op vraag van Circuscentrum ging ik aan de slag met de opdracht om niet enkel een beter zicht te krijgen op bestaande circusinfrastructuur in Vlaanderen en Brussel, maar om ook in kaart te brengen welke behoeften er zijn. We vroegen het aan de mensen die hier naar ons aanvoelen het best een antwoord op kunnen geven: de artiesten zelf. Om een zo inclusief, eerlijk en transparant mogelijk beeld te krijgen op hun perceptie en noden, hielden we bij de selectie rekening met de diversiteit aan profielen, achtergronden, disciplines, grootte van de gezelschappen en ervaring.

Het onderzoek maakt deel uit van een overkoepelend traject opgezet in het kader van de globale landschapstekening circus die wordt opgemaakt door Circuscentrum in opdracht van de overheid. De onderzoeksvraag spitst zich toe op het identificeren van de huidige en gewenste ‘ideale’ stand van zaken van de circusinfrastructuur in Vlaanderen en Brussel met aandacht voor de bestaande en potentiële uitdagingen en kansen. Het onderzoek omvat een kwantitatief en een kwalitatief luik: het wil alle beschikbare ruimtes voor circus in de regio in kaart brengen, en daarnaast ook de wensen en behoeften van de gebruikers van de ruimtes identificeren.

Met het oog op het aanmaken van een zo volledig mogelijke ‘kaart’ van beschikbare ruimtes - met vermelding van hun ligging, functie, technische specificaties, enz. - werd een breed scala aan artiesten uitgenodigd om aan te geven welke ruimtes ze het afgelopen jaar hebben gebruikt en waarvoor (creatie, residentie, presentatie, opslag,….). Tijdens het kwalitatieve deel werden 10 artiesten/gezelschappen geïnterviewd om een dieper inzicht te krijgen in de bestaande noden en mogelijke aandachtspunten. We namen de tijd om hen te bevragen over de huidige staat van het Vlaamse circusveld en hun wensen en verbetersuggesties te noteren.

Los van de kanttekeningen die Hazel Lam plaatst bij het gebruik van de term ‘ecosysteem’, zet ze in haar artikel eloquent uiteen dat het circusveld een complex systeem is van onderling verbonden entiteiten die niet los van elkaar bestaan. Het is dus niet zinvol om ruimtes enkel op basis van hun eigen intrinsieke kwaliteiten te beoordelen. Naast eerder objectieve kenmerken zoals grootte, capaciteit, technische faciliteiten en mogelijkheden, zijn er ook vele andere aspecten. Een (circus)ruimte moet altijd beschouwd worden in relatie tot o.a. zijn beheerder, geografische en sociale locatie, lokale partners, buren, en publiek, evenals tot de relatie die ze hebben met hun (lokale) overheid. Het is belangrijk om dit ter inleiding mee te geven, om deze complexiteit en verwevenheid onder de aandacht te brengen. Deze vaststelling is immers bepalend voor de onderwerpen die verder zullen behandeld worden.

Tot slot is het nog belangrijk te melden dat de circussector de afgelopen 10-15 jaar snel gegroeid is mede onder impuls van het circusdecreet: een uniek instrument dat vandaag rechtstreekse en meerjarige ondersteuning biedt aan 4 werkplaatsen, 3 gezelschappen, 8 circusateliers en ook verschillende mogelijkheden van projectondersteuning biedt.

In dit artikel worden de eerste voorlopige bevindingen gedeeld uit de gesprekken die begin dit jaar gevoerd werden. Los van de tevredenheid over de weg die reeds is afgelegd en de mogelijkheden die er vandaag zijn, was er bij de bevraagde artiesten zeker ook aandacht voor mogelijke verbeteringen op verschillende vlakken.

De circuswerkplaatsen

Sinds 2021 zijn er vier ‘officiële’ circuswerkplaatsen: Miramiro, Dommelhof, PERPLX en CiIRKLABO. Zonder uitzondering geven de artiesten waarmee ik sprak aan dat ze tevreden zijn met de werkomstandigheden en de technische uitrusting van deze creatie- en residentieplekken voor circus. Ook zijn ze positief verrast over het contact met de mensen die er werken: ze zijn heel aanspreekbaar en staan open voor hun behoeften en verzoeken (bv. voor het inschakelen van een ‘external eye’). Er is ruimte voor overleg – zowel op professioneel als persoonlijk niveau, en try-outs en work-in-progress krijgen vlot een plek. De werkplaatsen beschikken over lijsten met contacten uit hun eigen gemeenschap of buurt die als vrijwilligers kunnen uitgenodigd worden om deel te nemen aan de try-out van een voorstelling of van een participatief project. Werkplaatsen zijn ook vaak co-producent van een productie. Kortom, de werkplaatsen creëren unieke prikkels en gaan langdurige relaties aan.

Logischerwijze heeft elke werkplaats ook zijn eigen sterktes, wat ervoor kan zorgen dat er met de ene artiest een betere match is dan met de andere. Er zijn o.a. verschilpunten op het vlak van ligging, achtergrond of focus. Sommigen merkten op dat dit als voordeel heeft, dat ze allemaal op een ander moment tijdens de creatie nuttig blijken. Miramiro ligt in Gent, wat een directe interactie met de stedelijke context mogelijk maakt, terwijl Dommelhof de beste verbinding heeft met de natuur: ideaal om een meer gefocuste geïsoleerde werkperiode in te plannen. Hoewel niet makkelijk bereikbaar met het openbaar vervoer, heeft Dommelhof een slaapgelegenheid naast de creatieruimte, terwijl het bij andere werkplaatsen soms een uitdaging is om in de buurt te logeren.

Wat de meeste artiesten echter benoemen als minpunt, is de langetermijnplanning die alle werkplaatsen (moeten) hanteren. Hoewel dit niet voor iedereen in dezelfde mate een drempel is, geven artiesten aan dat het niet evident is om zich hieraan aan te passen. Artiesten zijn tijdens hun creatieperiode afhankelijk van de beschikbaarheid van residentieplekken, maar een creatie kan niet bevroren worden in de tijd tussen de residenties in. En ideeën zullen niet noodzakelijkerwijs stromen in de weken waarin ze wel over een plek beschikken.

Hoewel iedereen aangeeft dat de werkplaatsen een grote troef zijn voor de sector, moeten ze de facto wel met elkaar concurreren om er aan de slag te kunnen. De behoeften van de bevraagde artiesten zijn vrij vergelijkbaar en de plaatsen zijn beperkt. Dit leidt er toe dat sommige artiesten die nog geen 'naam hebben gemaakt' moeilijker toegang krijgen tot uitgeruste ruimte. Mogelijks hebben artiesten die veel in het buitenland toeren en/of artiesten die van elders komen maar zich ondertussen hier gevestigd hebben, nog meer moeite om aansluiting te vinden bij het bestaande circuit van werkplaatsen.

Op basis van deze vaststellingen, geven de bevraagde artiesten dan ook ietwat aarzelend aan dat het goed zou zijn om over extra opties te beschikken. Dat hoeven niet allemaal werkplaatsen te zijn die volledig uitgerust zijn op het ontvangen van circusartiesten, er bestaan ook andere opties die de groeiende nood van de zich snel professionaliserende sector mee kunnen opvangen. Constructieateliers bv. of ‘plaatsen die vuil kunnen worden’.

Ten slotte komt ook de vraag naar meer ‘artist-run spaces’ naar boven. Die lijken het voordeel te hebben dat ze in handen zijn van gebruikers zelf en zo aan de klassieke ‘machtsdynamieken’ ontsnappen, waarbij er een afhankelijkheidsrelatie bestaat tussen degene die de ondersteuning vragen, en zij die de ruimte aanbieden. Wanneer de vraag groter is dan het aanbod, ligt de beslissingsmacht bij deze laatsten.


Overige ruimtes die gebruikt worden voor circus

Bij de zoektocht naar ruimte zou volgende vraag steeds centraal moeten staan: ‘Wat heb je nodig?’.
In plaats van artiesten toe te laten op basis van hun ‘naam’, is er een selectie nodig die vertrekt vanuit heldere criteria. Dit zou kunnen leiden tot een meer transparante manier van werken waarbij er vooral gezocht wordt naar een zo goed mogelijke match tussen de noden van het gezelschap en wat de ruimte kan bieden. Denken we maar aan de logistieke uitdagingen van artiesten met kinderen die samen in een creatie zitten. Ook artiesten die al wat langer meedraaien, hebben soms moeite om een geschikte residentieplek te vinden. Sommige werkplaatsen zoals PERPLX richtten zich expliciet op jong talent, wat de facto betekent dat er minder plek is voor oudere artiesten. Voor sommige artiesten is het omwille van familiale redenen makkelijker om een werkplek achter te hoek te hebben, dan ver van huis. Een bijkomend voordeel hiervan is dat de ecologische impact kleiner wordt. Betekent dit dat werkplaatsen enkel nog in zee moeten gaan met artiesten uit de buurt? Zeker niet, maar het is goed om erbij stil te staan dat zowel opstartende artiesten, als gezinnen met kinderen als doorwinterde artiesten op zoek zijn naar ruimte en ieder zijn eigen behoeften heeft.

Gelukkig zijn er – naast de circuswerkplaatsen - ook meer en meer andere ruimtes ter beschikking van de groeiende circussector. Gezelschappen hebben een eigen ruimte of hebben goede relaties opgebouwd met culturele centra, theaters, circusateliers,…waar ze terecht kunnen. Ook turnzalen die (gedeeltelijk) leeg staan, zijn vaak een goede optie. Daarnaast is het zeker bemoedigend dat theaters steeds vaker – ook meer dan een keer per seizoen - hedendaagse circusvoorstellingen programmeren. Voor de (dagelijkse) trainingen kunnen artiesten dan weer terecht in de circusateliers waar ze soms ook les geven. Maar dan moeten ze wel bereid zijn om genoegen te nemen met de (vaak geringe) open blokken in het schema.


Technische vereisten en verwachtingen

De vereiste technische omkadering verschilt niet enkel van creatie tot creatie, maar evolueert ook op elk moment tussen de start en de presentatie van een voorstelling. Hoewel de noden telkens anders zijn, meldden de meeste artiesten dat ze over het algemeen tevreden zijn over de condities. Sommige disciplines zijn uitdagender dan andere als het gaat over wat technisch noodzakelijk is. Waar voor de ene creatie vier muren en een geschikte vloer voldoende zijn, vragen andere processen meer. Jongleren en hand-to-hand vragen hoogte, luchtacrobaten ankerpunten, en ga zo maar door. Wat echter door bijna iedereen benadrukt wordt, is dat bij het programmeren van voorstellingen communicatie hét belangrijkste is. De mogelijkheid om een technische rider door te geven waar alle noden staan op aangegeven is één ding, de vlotte opvolging en communicatie is een andere. Niet alle techniekers hebben ervaring met circus, en dan is een soepele communicatie en oplossingsbereidheid van het grootste belang. Nog meer bij voorstellingen met een participatieve component, waarbij de artiesten in interactie gaan met het publiek. Ten slotte luidt ook de vraag naar een meer bewustzijn over de (soms kwetsbare) positie van vrouwenlichamen in door mannen gedomineerde ruimtes.


Voorlopige conclusies

In dit eerste artikel worden, naast een toelichting bij de onderzoeksvraag en – methodologie, enkele vaststellingen en uitdagingen benoemd die betrekking hebben op het gebruik van ruimte voor circus.

Een eerste voorzichtige conclusie is dat er vandaag een aantal unieke mogelijkheden ter beschikking staan van artiesten. Die zijn er enerzijds gekomen door de groeiende ondersteuning vanuit de overheid, en anderzijds vanuit de continue zoektocht van en uitwisseling tussen de mensen uit het veld zelf. Het bottom-up perspectief is belangrijk om samen verder te kunnen groeien. Daarom is het zinvol om nog meer in te zetten op een open dialoog en verder te zoeken naar mogelijkheden om artiesten nog beter te ondersteunen. Meer nog dan de concrete vraag naar het gebruik van ruimte, hechten artiesten belang aan mogelijkheden om met peers uit te wisselen, experten te betrekken bij hun creatieproces en een diepgaandere kennis van hun specifieke noden. De vraag naar advies en begeleiding op maat komt tijdens de gesprekken opvallend meer aan bod dan de concrete nood aan ruimte of financiering. Met andere woorden: er is een vrij goed ondersteuningssysteem, er is bereidwilligheid en er zijn tools. De vraag is nu vooral hoe al deze mogelijkheden nog beter benut kunnen worden.

In het onderzoeksrapport dat aan het einde van het traject zal verschijnen, zal daarom een uitgebreider overzicht van voorwaarden opgenomen worden die artiesten benoemen als essentieel. Waaraan moeten ruimtes om te onderzoeken, te creëren, te trainen of te tonen minimaal voldoen? Wat maakt ruimtes veilig en uitnodigend? In welke mate wordt rekening gehouden met leefomstandigheden tijdens een residentieperiode? En hoe kunnen de mensen die de ruimtes beheren en ter beschikking stellen verder het verschil maken vanuit hun expertise (bv. via technisch, productioneel en artistiek advies)?