Waar blijven mijn dappere zusters? Opiniestuk door Hazel Lam

Hazel Lam

Precies twee jaar geleden stond ik voor het laatst in dit magazine, toen ik werd gevraagd voor de rubriek Zielenknijper. Ik herinner me de laatste vraag nog goed: ‘Hoe wil je herinnerd worden?’ Ik antwoordde: ‘Als de vrouw die een speeddating-evenement organiseerde op haar begrafenis.’ Ik lach om mijn eigen flauwe grap, maar ik ben nog niet van gedachten veranderd. Hoe fantastisch is het om te weten dat mensen elkaar ontmoeten en verliefd worden vanwege jouw keuzes en daden? Twee jaar later stel ik mezelf eenzelfde, iets aangepaste vraag: ‘Hoe wil ik herinnerd worden terwijl ik nog leef?’ Oké. Er is zoveel dat ik kan doen, maar laat ik het koppelen aan iets concreets.

We zijn gezegend met een overdaad aan festivals en culturele evenementen deze zomer, vergezeld door prachtig weer. Avignon, het CircusDanceFestival in Keulen, Miramiro, Cirque Plus, Châlon dans la rue… om er maar een paar te noemen. En dus gunde ik mezelf het voorrecht en de vrijheid om te reizen en deze evenementen te bezoeken. Een vrijheid die ik niet voor lief neem.

Voor dit stuk hou ik het bij onze omgeving: Vlaanderen. In de maanden mei-juli zag ik mannen de zwaartekracht tarten, mannelijke lichamen elkaar optillen, ik zag ze behendig omgaan met fallische voorwerpen, ik zag ze bewegen door het landschap, met name de wereld die ze voor zichzelf creëren (mannen in een mannenwereld)… Van de talloze voorstellingen die ik heb gezien, bestond 80 procent uit mannelijke performers en was 95 procent van witte mannelijke makers. Waar zijn mijn hardwerkende, attente, maar ook dappere zusters?! De festivals die ik bezocht riepen vragen bij me op die groter zijn dan de festivals zelf.

Ten eerste: doet het diepgewortelde, onbewuste wantrouwen tegenover het vrouwelijk lichaam nog steeds de ronde? Net als de zorg om achterblijvende prestaties vanwege hun biologische onontkoombaarheden? De wonderen in live voorstellingen liggen besloten in hun voorbijgaande aard; wordt dit dan niet juist versterkt door vrouwelijke lichamen het onmogelijke te zien bereiken?

Ten tweede: waarom is er een kloof tussen de statistisch gelijke aantallen performers van beide geslachten in België en de overweldigende mannelijke dominantie in de Vlaamse programma’s? Waar zijn mijn zusters die werk van aanzienlijke kwaliteit maken? Om nog maar te zwijgen over andere gemarginaliseerde groepen.

Derde vraag: is het waar dat vrouwen, wanneer ze hun ideeën opvoeren en presenteren, met het verraderlijke vooroordeel worden geconfronteerd dat ze niet als sterk en slim worden gezien? We kunnen niet ontkennen dat een bepaalde stijl de voorkeur geniet vanwege culturele vooroordelen. De westerse kunstgeschiedenis heeft ons de traditie getoond van mannen in de rol van genieën en wereldbouwers, terwijl vrouwen beperkt worden tot een ondersteunende rol, of, als je geluk hebt, tot die van muze. Het hedendaagse circus wordt niet alleen geassocieerd met praktische vaardigheden en conceptuele intelligentie, mannen zijn ook bevoordeeld in het verkrijgen van en beschikken over het culturele kapitaal van slim en in control lijken. Het is niet verrassend dat in een discipline waarvan belangrijke grondvesten en grenzen zijn bepaald door witte mannen, alleen witte mannen binnen het plaatje passen. Maar het hedendaagse circus wordt ook gekenmerkt door de inherente behoefte om zichzelf uit te dagen. Is het domein zelf dan niet de perfecte basis voor het onderzoeken en hernieuwen van oude patronen? En waar begint dit? Bij de programmering, bij het jeugdcircus of bij de vakscholen? Of wordt het een cyclus waarin verantwoordelijkheden worden ontlopen en met de vinger wordt gewezen door scholen die zuchten over het gebrek aan rolmodellen om jonge minderheidsgroepen te inspireren zich aan te melden en door festivals die het huidige, niet-representatieve culturele landschap wijten aan de scholen die geen vrouwelijke of niet-witte makers afleveren? Iemand moet de eerste stap zetten, anders blijven we naar elkaar wijzen. En als we de stap zetten, doen we dat samen.

Je zou een bepaalde kring een kliek of een sekte kunnen noemen wanneer toetreding ertoe strikte conditionering vereist, erg selectief is en volgens arbitraire regels gaat, en wanneer de kring enkel een demografische minderheid vertegenwoordigt die dezelfde of soortgelijke opvattingen deelt. Circus in Vlaanderen vertoont nu deze kenmerken en is dringend toe aan herziening. Er zijn aanbidders die de circuskunsten beoefenen, maar deze perifere wannabe-leden hebben geen idee hoe dit geheime genootschap daadwerkelijk in elkaar steekt. Op de sectordag in juni werd de Vlaamse circussector een ecosysteem genoemd. Het risico van zo’n systeem is dat het onzichtbare grenzen stelt aan wat en wie wel bij het systeem hoort en wat en wie niet.

Als je gelooft dat cultuur essentieel is voor een goed leven en dat de overheid de culturele sector royaal, zo niet onvoorwaardelijk zou moeten steunen, dan zou je kunnen zeggen dat steun en kansen voor gemarginaliseerde, niet-hegemoniale groepen ook onvoorwaardelijk zouden moeten zijn, uit liefde voor de diversiteit van de mensheid.

Dit doet me denken aan ‘The Uses of Anger’ van Audre Lorde. Wat is de motor van verandering? Schrijven? Schreeuwen? Actie? Mijn roep om verandering berust op mijn verlangen om geestig, intersectioneel feministisch werk te zien en op het feit dat onze humanistische visie integraal en heilzaam is. Misschien is dat hoe ik herinnerd wil worden: als verdediger van de liefde voor menselijke verscheidenheid.

Het nieuwe theaterseizoen is pas begonnen. Ik kijk ernaar uit om vervuld te raken van bewondering en om te schudden van het lachen tijdens voorstellingen die zich in ons collectieve geheugen griffen. Voorstellingen van creatieve individuen en groepen die alle aspecten van het leven vertegenwoordigen en die bol staan van de diepgang van het menszijn.

Auteur: Hazel Lam - een multidisciplinair artiest, woont in Brussel en volgt Filosofie aan KULeuven.
Dit artikel verscheen in Circusmagazine #72 (september 2022)