Niets zo hard en niets zo (l)eerzaam als spelen op de straat. Nochtans is straattheater een in de vergeethoek belande kunstvorm geworden binnen het kunstenbeleid in Vlaanderen. Een beetje vreemd, in een tijd waarin veel politici maar evengoed programmatoren en kunstenaars de mond vol hebben van de democratisering van de kunsten, drempelverlaging, inclusiviteit en toegankelijkheid. We spraken met drie artiesten die de straat doen/deden: Maarten Janssens (De Machienerie), Seraina de Block (Sur Mesure) en Bram Dobbelaere (Cie Pol & Freddy).
Vergeten straat: het is niet alleen een boek van Louis Paul Boon maar ook een realiteit in het beleid rond straattheater. Daarvoor moeten we even zestien jaar terug in de tijd, toen het eerste Circusdecreet werd gestemd. Bij de opmaak van het decreet werden circus en straattheater steeds samen vernoemd, wat niet onlogisch was want veel festivals presenteerden beide. Miramiro heette toen nog Internationaal Straattheaterfestival en Theater op de Markt - nou ja, is Theater op de Markt gebleven. Maar toen puntje bij paaltje kwam, werd de term ‘straattheater’ weggegomd. De redenen daarrond zijn velerlei en de ene al meer gerucht dan de ander: dat het over persoonlijke voorkeuren van enkele beleidsmakers zou hebben gegaan, dat er twijfel was over de artistieke kwaliteit van straattheater… De officiële versie is semantisch: circus is een discipline, straattheater is dat niet, het verwijst naar waar iets plaatsvindt. Dus moest het straattheater – zij het muziek, podiumkunst of circus – maar elders zijn weg zoeken. Feit is: de term straattheater werd uit het Circusdecreet geschrapt. Moeten we daar rouwig om zijn? Heeft het de ontwikkeling van het straattheater gefnuikt, of heeft het de volkse ziel verkocht aan hippe termen als urban en in situ art?
“Ongetwijfeld heeft die beslissing een boost van het straattheater in Vlaanderen tegengehouden, maar gelukkig zijn we hier geen hokjesdenkers”, zegt Bram Dobbelaere. “De grootste troef die we hebben in Vlaanderen is dat circus van alles kan zijn. Dat is onze kracht en daar kijkt het buitenland vol bewondering naar, dus laat ons dat vooral niet proberen af te bakenen.” Het toont zich al in de praktijk van de drie geïnterviewden: elk op hun manier maken ze straattheater, alle drie worden ze omarmd door de circuswereld. Maarten Janssens maakt met De Machienerie installaties die ze bricoleren tot bijzondere objecten gaande van racende reuzenschildpadden tot vuurinstallaties. Met de voorstelling ‘Barrière’ van collectief Sur Mesure combineert Seraina de Block straffe muzikale samenzang met circus. Bram Dobbelaere trekt met cie Pol & Freddy al jaren jonglerend de straat op met de broers Sander en Jordaan De Cuyper terwijl ze met hun andere compagnie Cie Ea Eo evengoed in theaterzalen staan.
Decretaal mag straattheater dan geen discipline zijn, maar wat definieert straattheater en wat is het niet?
Maarten Janssens: “Straattheater kan van alles zijn: circus, muziek, dans, theater, vuurspuwen of een combinatie van dat allemaal. Maar twee dingen zijn essentieel: het mag niet plaatsvinden in een afgesloten ruimte en er is geen ticketverkoop of reservatie aan verbonden. Iedereen moet vrij zijn om te komen en te gaan wanneer die wil. Zet je er een afsluiting rond en vraag je inkomgeld, dan noem je het in situ art of een pretpark maar dan is het geen straattheater.”
Bram: “Als je een straattheatervoorstelling maakt, vertrek je vanuit het idee dat je het op straat zal presenteren. Tegenwoordig kom ik vaak artiesten tegen die zeggen: ‘Ik heb een binnenvoorstelling gemaakt, maar we kunnen die ook buiten spelen’. Ik snap de opportunistische reflex om je speelkansen te vergroten maar je kan niet zomaar copy-paste doen. Als je iets voor buiten creëert, dan maak je in de kern al andere keuzes: vergeet een lichtplan, een afgebakende tribune, coulissen…
Seraina de Block: “Of een backstage waar je in alle rust kan wachten en waar je beschut kan opwarmen. Tenzij - zoals wij nu doen - er zelf eentje maken en meenemen.”
Een mens zou zich bijna afvragen waarom je wel straattheater zou doen…
Seraina: (lacht) “Straattheater is zwaar voor het lichaam. Ik vloek wel eens als ik weer in de blakende zon of striemende regen sta. Maar dan komen kinderen uit de buurt aangewaaid of komt de clochard die in het park slaapt langs en dan weet ik weer waarom ik het doe: die toegankelijkheid, het direct contact dat je hebt bij straattheater, dát is onvervangbaar.”
Maarten: “De drempel is gewoon veel minder hoog dan in de theaterzaal. Mensen stappen nadien ook sneller op je af, zeggen wat ze ervan vonden, vragen hoe je dat gemaakt hebt. Je hebt onmiddellijk een gesprek.”
Seraina: “Al sinds we zestien waren, zijn we muzikant op straat en tot vandaag blijft het heerlijk om te doen. Straattheater is de meest eerlijke kunst met de minste eer. Mensen komen naar je kijken zonder enige verwachting. Net omdat het gratis is, krijg je niks gratuit. Je moet telkens opnieuw het publiek voor je winnen. Als je in een black box speelt, koopt het publiek een ticket omdat ze ervan overtuigd zijn dat het goed gaat zijn. Als je op straat optreedt, gaat het publiek ervan uit dat je evengoed het nichtje van de burgmeester kan zijn dat eens wat mag tonen op de braderie van ’t stad.”
Bram: “De drempel om zelf aan straattheater te gaan doen is bovendien erg laag. Toen we dertig jaar geleden als jonge gasten begonnen, konden we een beetje jongleren en al snel hadden we een act van vijftien minuten bij elkaar gebokst. Je kan op dat moment nog niet naar een cultuurhuis of programmator stappen met de vraag om je te boeken. Wat je wel kan doen is naar de Gentse Feesten komen, je kegels uithalen en eraan beginnen.”
Maarten: “Ik vind dat ook de sterkte, zeker in het circusveld: die verwevenheid van amateurs en professionelen, het feit dat er vanuit liefhebberij een doorgroeimogelijkheid is om te professionaliseren, of het nu is vanuit een circusatelier of een hobbyist die zelf iets in elkaar knutselt. Op de straat kun je makkelijker zelf je kans grijpen.”
Bram: “Theaters hebben steeds meer moeite om hun zalen te vullen, terwijl ze ook nog eens bezig zijn met het bereiken van een meer divers publiek dan enkel de witte middenklasse. Maar zet je een straattheatervoorstelling op een braderie of op het feest van de plaatselijke voetbalclub, dan bereik je meteen een divers publiek. Voor veel mensen die onze voorstelling zien, is dat ook het enige wat ze dat jaar aan cultuur zullen zien.”
Speelt dan toch een beetje het messiasgevoel op: cultuur dichter bij het volk brengen?
Bram: “Je voelt je geen Messias als je in de regen je broek staat af te steken achter een camionette. We hebben misschien niet die roeping, maar we worden wel gebruikt daarvoor.”
Maarten: “We zijn vaak het culturele cadeautje dat gratis aan het publiek wordt gegeven. Maar het is niet omdat het gratis is en omdat we op straat spelen dat er geen rekening moet gehouden worden met de speelcondities.”
Seraina: (knikt) “Dat is ergerlijk: als het enige wat je vraagt een goede koffie en een stroompunt is en zelfs dat blijkt op het moment zelf een probleem te zijn. Maar ook daarin raak je getraind: je gaat zelf aan de kramen op de braderie vragen of hun muziek wat stiller kan of je vraagt aan de programmator de dag zelf nog om een andere plek. Voor mij maakt het niet uit op welk event we staan, als we maar de ruimte krijgen om onze eigen plek te creëren.”
Bram: “De ene programmator is ook de andere niet: sommigen hebben er echt goed over nagedacht, anderen hebben minder ervaring en komen plots voor verrassingen te staan. En dan heb je degenen die het niets kan schelen want het is maar straattheater en zo beland je tussen de botsauto’s en het schietkraam.”
Maarten: “Of je bent klaar met je show om vijf uur in de namiddag en je moet wachten tot tien uur ’s avonds om af te breken omdat je niet meer weg kan tussen alle kraampjes.”
Bram: “Wij zeggen altijd dat we dringend moeten vertrekken omdat we daags nadien een voorstelling hebben in het noorden van Nederland, wat totaal niet waar is maar het zorgt wel voor de nodige urgentie waardoor die betonblokken toch plots weg kunnen.” (lacht)
Seraina: “Sommige organisatoren van straattheaterfestivals zijn nog echte idealisten, mensen die zelf vanuit het niks een festival uit de grond hebben gestampt. Toen we in Engeland toerden, heb ik mijn ogen uitgekeken: hoe cultuur daar ingezet wordt om aan sociaal werk te doen door te spelen in buurten tussen drugs en armoede. Ik beschouw mezelf niet als een sociaal werker, maar als een bewoner je dan achteraf komt bedanken, dan doet dat toch echt iets met jou.”
Bram: “Als je circus voor het gemak zou opdelen in circus in een zaal, in de tent en op straat, dan liggen tentcircus en straattheater het dichtst bij elkaar omdat je daarmee echt naar de mensen trekt. Je moet er als artiest de juiste spirit voor hebben, er komt meer plantrekkerij bij kijken. De black box van een theaterzaal en bij uitbreiding het publiek daarvan is inwisselbaar en voorspelbaar. Terwijl in het straattheater het onverwachte je levendig houdt: je moet op je strepen staan en tegelijk veel water in de wijn doen en dat houdt je assertief en gezond.”
Seraina: “We zijn baraki.”
Bram: “Huh, is dat een echt woord of een Serainawoord?”
Seraina: (lacht) “Het is een Waals woord dat refereert naar bewoners van woonwagenparken die in barakken wonen, vandaar baraki. Bij uitbreiding zijn dat plantrekkers. In onze voorstelling eindigen we zelfs met een lied daarover: La belle vie est baraki.”
Bram: “Ik denk niet dat je van nature baraki moet zijn, maar je wordt het wel door de omstandigheden.”
Word je als straattheaterartiest anders gerespecteerd in Vlaanderen dan in het buitenland?
Bram: “Franse festivals als Chalon dans la rue en Aurillac hebben een lange traditie met een publiek dat samen met het festival opgroeide. Eerder dan respect gaat het over de codes kennen. In Frankrijk zit een publiek al 45 minuten vol verwachting klaar, in Vlaanderen moet je het publiek vaak smeken om dichterbij te komen. De basishouding hier is toch nog altijd eerder afwachtend.”
Seraina: “In Duitsland voel je die grundlichkeit, het publiek komt voorbereid. Ze zijn op uitstap met de familie om die dag die voorstellingen te zien met de bedoeling geëntertaind te worden. Ze geven netjes applaus op de juiste momenten. Duitsland is goed voor je vertrouwen, ze klappen wanneer ze moeten klappen. Vlaanderen is iets minder goed voor je vertrouwen.” (lacht)
Bram: “In Frankrijk wordt straattheater als een gerenommeerde kunst aanzien. Frankrijk heeft een Centre National des Arts de la Rue en er zijn verschillende goed gesubsidieerde plekken waar enkel en alleen straattheater wordt gecreëerd. Dat bestaat bij ons niet. Je ziet ook heel weinig theatergezelschappen in Vlaanderen die exclusief inzetten op buitenvoorstellingen. Alle vormen van straattheater in Vlaanderen komen uiteindelijk toch bij circus terecht.”
Het meeste straattheater in Vlaanderen dient inderdaad in binnen het Circusdecreet. Is het soms wringen in het dossier om te verantwoorden dat het circus is?
Maarten: “Ik zeg altijd: we zijn circus zonder de acrobaten en de clowns. Een circusvoorstelling is maar een deel van de beleving, het gaat ook over de sfeer en de historiek van de foren, het rariteitenkabinet en het rad naast de tent. Ach, je schrijft een beetje naar de mond zoals dat gaat in dossiers.”
Bram: “Ik kruis meestal clownerie aan. Of objectmanipulatie, dat is ook een goede. Het moment dat je iets vastpakt en je zet het elders, is het al objectmanipulatie. Geen speld tussen te krijgen. Je hoort het: we zijn ook baraki in subsidiedossiers.”
Seraina: “Ik heb nog nooit een dossier ingediend of subsidies aangevraagd voor een outdoor voorstelling. Ik vind dat langetermijndenken en denken binnen een kader zo verlammend werken. Wij maken een nieuwe voorstelling terwijl we een andere spelen en halen daarna de investering eruit door veel te spelen. In plaats van dossiers te schrijven en overal partners te gaan zoeken, steek ik liever mijn tijd in spreiding.”
Bram: “Ik denk dat eenieder al naargelang het project wel of niet gebaat is met subsidies. Met subsidies kan je vooral tijd kopen om jezelf te vergoeden tijdens de creatie en je kan er een goede coach of een ontwerper deftig mee betalen. Maar sowieso hangt er een spanning tussen artiest zijn en de gekadreerde wereld van subsidies. Je wordt in een bediendenrol geduwd terwijl je net flexibiliteit nodig hebt.”
Seraina: “Oscar (Willems, speler bij Sur Mesure, red.) komt als acteur vanuit de podiumkunsten. Hij wees me erop hoelang we met onze voorstellingen blijven toeren. Met ‘Barrière’ zitten we ondertussen al aan meer dan 150 voorstellingen, in theater is een voorstelling vaak beperkt tot één seizoen met in het beste geval 15 speelbeurten.”
Bram: “De return on investment is in straattheater bijzonder groot. Tegelijk heeft straattheater ook die lange aanloop nodig, met veel trial and error net omdat het publiek zo belangrijk is. Een voorstelling zit bij ons pas goed na dertig keren spelen.”
Je zou denken dat met die mooie cijfers de jonge generatie staat te springen om de straat op te gaan.
Bram:“Aan jonge gasten die twijfelen of ze iets voor de straat willen maken, brul ik: vooral doen, please! Maar ik heb de indruk dat die jonge circusartiesten die uit een opleiding komen vooral iets willen maken voor binnen en dat vind ik een gemiste kans.”
Seraina: “Er zijn er die beweren dat het ligt aan de mentaliteit van sommige jonge artiesten: het idee om door weer en wind uw plan te moeten trekken, is misschien weinig aanlokkelijk.”
Bram: “Ik denk niet dat de jonge generatie circusartiesten verwend is, ik denk gewoon dat ze zich niet kunnen inbeelden dat een buitenvoorstelling een mogelijkheid kan zijn. Ook in de opleidingen is daar weinig aandacht voor. Ik heb het laatste jaar van ACAPA geregisseerd. Halverwege de creatie hadden we enkele leuke stukjes maar het energiepeil zat wat laag. Ik heb ze mee naar buiten genomen en laten spelen op een plein bij een winkelcentrum en dat was voor hen een openbaring: te merken dat de straat zo deugd kan doen.”
Auteur: Liv Laveyne
Dit artikel verscheen in Circusmagazine #81, special landschapstekening (november 2024)
Circusmagazine is het driemaandelijks tijdschrift voor de circuskunst. Op eigentijdse wijze bericht het over verleden, heden en toekomst van de circuswereld in Vlaanderen and beyond.
Abonneer je hier