Pleinvrees - opiniestuk door Bram Dobbelaere

© Tom Van Mele

Er wordt te weinig straatcircus gemaakt. Dat denk ik dan. Wat ik denk zal u waarschijnlijk worst wezen. Ik hoor u al opperen: ‘Opinions are like assholes, everybody has one and they usually stink.’ En gelijk hebt u. Maar laat me toch even proberen om mijn mening, mijn Groot Gelijk welbespraakt ten berde te brengen in een vlammend betoog met een bombardement aan argumenten en een scherpe pen die elke tegenwerping fileert.

Straatcircus. Circus op straat. En dus niet ‘Circus in de publieke ruimte’. Mochten in Circusmagazine kots-emoji’s afgedrukt kunnen worden, ik zette er hier zeven na elkaar. ‘Circus in de publieke ruimte’ staat goed in een dossier, bekt lekker weg in een academische verhandeling, maar klinkt verder zo steriel als een vers ontsmet doekje voor het bloeden. Ik heb het over circus op straat. Straatcircus. Warm asfalt, ijsjes in het publiek, gejoel en lawaai en circus.

Ik heb er mijn hart aan verloren. Als maker én als toeschouwer. Van de jongleurs aan de verkeerslichten tot de gigantische optochten van Royal De Luxe. Een stedelijk decor dat omgetoverd wordt tot een instant circuspiste heeft iets onverwachts, iets opstandigs.

Straatcircus is toegankelijk en volks vermaak in de meest positieve zin van die stilaan beladen term.

Een paar zomers geleden was ik zo blij als een kind om Léger Démêlé van Collectif à sens unique te zien. Vijf jonge circusartiesten, net uit de school van Québec. Ze hadden simpelweg hun afstudeernummers creatief aan elkaar geplakt, stonden vol goesting buiten te spelen, en ze deden dat vijf bomvolle zomers lang. Heerlijk jong geweld, maar helaas een stevige uitzondering op de regel.

‘Iets van een uur voor binnen.’ Elke jonge artiest wil blijkbaar graag ‘iets van een uur voor binnen’ maken. Tuurlijk. Waarom niet. Iedereen doet wat hij wil, vrijheid blijheid potverdikke, maar toch: Aaaaarghhh! Ik snap het niet. Een hele generatie wil blijkbaar een verhaal kwijt dat alleen maar verteld kan worden onder de juiste belichting in de juiste theatersetting voor een betalend publiek.

Geen idee waar dat vandaan komt. Heeft het te maken met de verdere emancipatie van het circus, dat zichzelf als prioriteit heeft gesteld om de poorten van de grote cultuurhuizen open te beuken? Proberen we nog altijd te bewijzen dat we als kunstvorm helemaal op eigen benen staan en gaan jonge makers logischerwijs voorop in die tendens? Een kunstvorm die zichzelf een beetje ernstig neemt, gaat toch niet op straat spelen?

Komt het uit de circushogescholen, waar de nadruk ligt op dat vermaledijde afstudeernummer en projecten die zich vooral binnen de muren van de school afspelen? In een niet zo heel ver verleden werden toenmalige studenten Simon Bruyninckx en Arne Sabbe van Collectif Malunés nog op de acrobatische vingers getikt omdat ze in het weekend hun straatshow Sens Dessus Dessous gingen spelen. Vreemd.

Misschien heeft het te maken met het hardnekkige idee dat een straatvoorstelling per definitie licht verteerbaar entertainment moet zijn. Dat mag natuurlijk, niks mis mee. Maar alles kan. Een paar jaar geleden stond ik nog te bleiten na Les tondues van Les Arts Oseurs. Een straatvoorstelling over het luchtige onderwerp ‘Vrouwen van wie publiekelijk het haar werd afgeschoren omwille van een al of niet vermeende relatie met een Duitse soldaat na WOII.’ Multidisciplinair, goed gebracht, recht naar het hart en keihard in je muil.

Voor u mij trouwens van slecht onderbouwde raaskalderij beticht: ik heb het voor de zekerheid eens nagekeken. Van de laatste vijftig Vlaamse circusproducties die de laatste drie jaar in première zijn gegaan, zijn er welgeteld twaalf (twaaaaaaalf!) echte buitenvoorstellingen. Bijna 80% van de nieuwe creaties speelt in een ‘zwarte-doos-theatersetting’ of een variant ervan. Binnenvoorstellingen die ook buiten gespeeld kunnen worden tellen trouwens niet mee. Ik snap het wel, het is een verstandige zet met het oog op een grotere spreiding, en – toegegeven – sommige van die voorstellingen werken buiten behoorlijk, maar ze werken binnen gewoon beter. Bij een echte straatcircusvoorstelling is het net andersom, die is gemaakt om buiten te spelen, het zit integraal in het DNA van de creatie.

Met zoveel binnenvoorstellingen is er stilaan een overaanbod en wordt het steeds moeilijker om een voldragen tournee te organiseren. Met een twintigtal circusminnende culturele centra die ongeveer drie circusvoorstellingen per jaar boeken zijn de speelkansen gering. En spelen, daar gaat het toch om? Intussen lijken alle festivalprogrammatoren in binnen- en buitenland radeloos op zoek naar een goeie buitenvoorstelling en krijg ik elk jaar een dertigtal keer te horen: “Vous connaissez encore de bons spectacles tout public pour la rue?”

Wacht. Er is meer. De weinige buitenvoorstellingen worden praktisch uitsluitend gemaakt door artiesten en gezelschappen die al even (en voor sommigen iets langer) circus maken. Circus Katoen, Bert & Fred, Katleen Ravoet, Collectif Malunés, Jesse Huygh… Om van de bejaarde jongleurs van Cie Pol & Freddy nog maar te zwijgen. Waar blijft het jonge aanstormende geweld dat ons allemaal met circuspensioen stuurt?

Er zijn zoveel artistieke, logistieke en organisatorische argumenten die pleiten in het voordeel van straatcircus, maar laat ons voor de lol eens focussen op de maatschappelijk meest relevante. Toeschouwers betalen geen ticket en ze hoeven geen zitje te reserveren. Dat maakt circus in de open lucht de meest laagdrempelige, meest toegankelijke vorm van circus die er is. En het is waarschijnlijk ook de meest ecologische. Er moet geen tent vervoerd worden met een oplegger, er moet geen theaterzaal verwarmd worden, er moet geen elektriciteit opgewekt worden voor tweeënveertig theaterlichten, een stroboscoop en een rookmachine.

Voor u mij afschildert als een zonderlinge dorpsgek, die zijn waanideeën aan de straatstenen probeert te slijten: ik ben niet alleen. Een paar circuswerkplaatsen en festivals hebben de krachten gebundeld om circus in de openlucht te stimuleren. Het nieuwe netwerk heet Circ’uit (lekker toch, zo’n woordspeling met ‘circ’ erin, de jaren negentig zijn weer helemaal terug) en biedt financiële ondersteuning, residenties én speelkansen. Waar wacht u nog op?

Misschien wel op een wervende reclameboodschap om u helemaal over de streep te trekken. Beeld u zich dit gerust in als radiospot, ingelezen door Donald Muylle van Dovy keukens. ‘Hey! Jij daar! Net afgestudeerd en op zoek naar een publiek? Heb je zin om te spelen en liefst zoveel mogelijk? Geen zin om na te denken over een lichtplan? Ben je bezorgd over de ecologische voetafdruk van je creatie? Denk dan eens aan circus op straat! Straatcircus: je carrière gelanceerd en succes gegarandeerd!’ (*)

(*) Succes niet gegarandeerd. De auteur noch Circusmagazine kan op geen enkele manier aansprakelijk gesteld worden voor het ontbreken van succes.

Bram Dobbelaere is circusartiest (Cie Pol & Freddy, Cie Ea Eo), meubelmaker (Atelier Trä) en voormalig columnist van Circusmagazine.
Dit artikel verscheen in Circusmagazine #75 (juni 2023)