Twee gedreven wijkwerkers spreken elkaar in Brussel. De ene zoekt na acht jaar andere uitdagingen – ‘Ik wil stoppen op een hoogtepunt’ – de andere doet wellicht tot aan haar pensioen voort. Beiden groeiden op in minder doorsnee omstandigheden en hebben al een burn-out achter de kiezen. Toch spreken ze vol vuur en passie over hun job. Ontmoet Loes Messens en Karolien Verelst.
Loes Messens (31) is al jarenlang een van de sterkhouders van het Brusselse circusatelier Circus Zonder Handen (CZH). Na een stage tijdens haar opleiding sociaal-cultureel werk bleef ze er plakken. “In 2017 ging ik met Zonder Handen mee naar Palestina, ik deed verslag van alles wat ze daar deden. De zomer erna coördineerde ik als jobstudent de speelpleinwerking van CZH, nog wat later verving ik als interim Mathilde (Renson, red.). Vervolgens werd ik echt personeelslid.” Ze circust zelf – “Ik hou van diabolo en bordjesdraaien” – maar houdt vooral van de variatie in haar job. “Ik vind het leuk om én lessen te geven, én met de ouders bezig te zijn, én op beleidsniveau actief te zijn. Die combinatie maakt me superblij. Je voelt en je ziet dingen en je kan er eigenhandig iets aan doen. Moedeloosheid heeft geen kans.”
Karolien Verelst (42) is leraar van opleiding – in 2006 deed ze stage bij Circusplaneet – en werkte jarenlang in een school. “Ik had toen als leerkracht veel tijd over. Ik combineerde de job met mijn activiteiten bij Circusplaneet: buurtcircuslessen, circomotoriek, multicircus... Dat bleef maar toenemen, dus sinds 2015 ben ik er vast in dienst.” Karolien heeft de circusschool zien evolueren van wild en onbezonnen naar groot en professioneel. “Het team is gigantisch gegroeid. Vroeger deed iedereen alles: je zat op de bureau, je gaf les, je gaf workshops in het weekend. Iedereen kende elkaar. Nu is alles veel groter, meer afgelijnd ook. We hebben een mooi gebouw (de kerk van Malem, red.). Het is soms een beetje afgelekt, zeker vergeleken met vroeger, maar het is leuk. Ik doe mijn job met superveel liefde.”
Die liefde heeft een keerzijde. Karolien komt net uit een burn-out. “De grootste valkuil was mijn job. Ik werkte vaak zeven op zeven, was constant bereikbaar. Ik ben wijkcoördinator van de sociale woonwijk Malem en van de Brugse Poort. Ik sta daar heel dichtbij. Je kan die job niet afbakenen van 9 tot 5. Ik heb nu een werk-gsm om wat meer te kunnen scheiden, maar da’s niet gemakkelijk.”
Loes: “Sommige jongeren moeten je kunnen bereiken in het weekend als er iets misgaat.”
Karolien: “Het is de hele tijd afwegen: wat is dringend, wat niet.”
Loes: “De berichten komen binnen en het is constant filteren: oké, dit kan wachten tot wanneer ik terug op bureau zit, maar deze moet ik echt wel beantwoorden. Een jongere die in het ziekenhuis ligt of zo, natuurlijk ga je die bellen en checken hoe er geholpen kan worden.”
Heb jij al een burn-out gehad, Loes?
Loes: “Ja, tijdens corona. Alles wat mij blij maakte aan de job viel weg. Alles voelde zo zwaar aan. Ik vond het enorm moeilijk om tijdens de maatregelen die job uit te oefenen. De dingen die je energie gaven, waren er niet meer. Dus ja, ik ben toen ook uitgevallen. Maar ik heb er veel uit geleerd.”
Karolien: “Ik ben eigenlijk ook blij dat dat gebeurd is.”
Wat heb je eruit geleerd?
Loes: “De dingen in je lichaam beter herkennen. Hoe stress zich uit in je lijf. Ik voel het, wat kan ik ermee doen… Maar ook in de omgang met je collega’s: ik zal nu sneller benoemen als er iets scheef zit. Als een relatie geblokkeerd zit, daar proberen terug een stretchzone in te krijgen. Zorg dragen voor het netwerk van Zonder Handen – la famille zoals wij het noemen.”
Karolien: “Je krijgt fysiek heel veel klachten. Ik durfde niet gaan lopen omdat ik dacht dat ik een hartaanval zou krijgen. De dokter had mij eerst vier dagen thuis geschreven. Op dag drie zat ik al terug op bureau. Dat ging natuurlijk niet. Mijn ziekteverlof werd dan verlengd tot twee weken. Twee weken!? Ondertussen kreeg ik de opdracht om alles los te laten. Dat was keimoeilijk. Dan werd het een maand… Iedereen zei: wij hadden dat door, we hebben je verwittigd. Maar ik heb dat zelf nooit doorgehad. Soit, wat heb ik eruit geleerd? Ik zeg niet meer op alles ja, neem minder hooi op mijn vork. De dingen die ik doe, probeer ik volledig goed te doen. Er de tijd voor nemen. En terwijl ik bezig ben: ervan genieten. Dat was ik vergeten. Vroeger, bijvoorbeeld bij het organiseren van een iftar (de maaltijd die moslims eten bij zonsondergang om het dagelijkse vasten tijdens de Ramadam te verbreken, red.), liep ik daar rond als een kieken zonder kop. Nu neem ik de tijd om ervan te genieten, een babbeltje te slaan met de mensen. Ik kan ook makkelijker foert zeggen, ook wat mails betreft.”
Loes: “Je laat sneller los. Je wil niet meer alles opvolgen. Veertig ongelezen mails in je mailbox, tja, dat is dan maar zo.”
Karolien: “Als je maar lang genoeg wacht, lossen de meeste van die mails zichzelf op. (lacht) Je durft beseffen dat je het nooit meer zo ver wil laten komen. Maar je moet ook dingen durven doorgeven. Het werk verdelen. Niet meer denken: ‘Het kost te veel tijd om iets uit te leggen, ik doe het zelf wel.’”
Loes: “Soms komen er zaken binnen, bepaalde welzijnscasussen, dan moet je gewoon alles laten vallen, efkes full-on bezig zijn met die ene jongere. Dan moet je dingen kunnen doorgeven aan je collega’s en erop vertrouwen dat het goed gebeurt.”
Karolien: “En als het niet goed gebeurt, dan is het ook maar zo.”
Loes: “Ja, die mindset. En durven fouten maken, durven experimenteren. Het moet niet allemaal perfect zijn. Dat heb ik er ook uit geleerd.”
Karolien: “Tijdens mijn burn-out kreeg ik geregeld berichten van buurtbewoners en vrijwilligers, dat ze me missen en zo, dat deed me wel wat. Het bevestigde ook hoe graag ik de job doe. Het doet geen kwaad om dat nog eens goed te voelen.”
Jullie zijn anciens bij jullie circusschool. Wat hebben jullie zien veranderen?
Karolien: “Ik kan vooral over mijn eigen job spreken: buurtwerk is bij Circusplaneet echt op de kaart gezet. Vroeger was dat een soort van aanhangsel, nu is het een essentieel deel van het circusatelier. Vroeger zat ik alleen op een eiland, moest ik me vaak verdedigen om buurtkinderen ergens bij te betrekken. Nu is dat een evidentie. Dat is een erg positieve evolutie. De organisatie is natuurlijk veel groter dan vroeger. Het ons-kent-ons-gevoel is wat verdwenen. Vorige week op de lesgeversvergadering waren we met 22; dat is een grote poule, hé. Je gaat met zo’n bende achteraf niet op café. Als je een spelletjesavond organiseert bij je thuis, ga je niet alle collega’s uitnodigen. Vroeger was dat wel het geval. Je bent ook niet meer van alles op de hoogte. Je moet heel veel officieel vergaderen, op systematische wijze kennis doorgeven…”
Loes: “Dat is het gevolg van professionaliseren, hé. Ik vind het wel leuk om na te gaan wat collega’s als toekomstvisie en planning hebben en te achterhalen wat de kruispunten, overlappingen met mezelf of andere collega’s kunnen zijn. Elkaars verhaal doen versterken, daar word ik blij van. En dan hoef je niet constant van alles op de hoogte te zijn; het gaat vooral over die kruispunten. Ik vind dat rustgevend. Vroeger was ik inderdaad van alles op de hoogte, maar dat is echt vermoeiend.”
Circus Zonder Handen staat bekend om zijn inclusieve werking, die structureel is ingebed in de organisatie. Staan jullie op dat vlak nog steeds voor ten opzichte van andere organisaties?
Karolien: “Ik denk dat wel.”
Loes: “Ik kan dat moeilijk zeggen over onszelf. We hebben er alleszins wel veel expertise in.”
Karolien: “Wat wij echt wel van Zonder Handen kunnen leren, is het doorstromingsbeleid. Veel van jullie cursisten groeien door tot trainer. Dat is fantastisch.”
Loes: “Ons handlangertraject. Elk jaar groeien daar zes trainers uit; jongeren die we zelf hebben opgeleid en die zelf uit de wijken komen waar we actief zijn. Dankzij hen bereiken we nog beter onze doelgroepen, de ketten uit Brussel. Iedereen kan zichzelf herkennen in ons trainersteam. En zich goed voelen. Dat gaat natuurlijk met vallen en opstaan, het lukt niet altijd. Maar door die wisselwerking bereiken we mooie zaken. Weet je, veel aspecten van onze werking zijn van onderuit ontstaan. Onze meisjestraining is bijvoorbeeld echt opgericht op vraag van deelnemers. Als er geen doorgroei is van cursist tot begeleider, kom je verschillende drempels niet te weten en kan je er structureel ook niets aan doen.”
Welke drempels zijn er zoal en hoe werk je ze weg?
Loes: “Heb je even?” (lacht)
Karolien: “Een van de drempels is soms al het woord ‘circus’. Het negatieve beeld dat mensen over circus hebben. ‘Dat gaat mijn kind niet doen.’”
Loes: “‘Mijn kind is al een clown genoeg, die moet niet in het circus, hoor.’” Veel ouders zitten met de handen in het haar wat hun kinderen betreft: ze zijn op zoek naar huiswerkbegeleiding, logopedie, kine voor de motoriek, extra Nederlandstalige lessen, voldoende bewegen, … en dat allemaal na school. Als we hen rechtstreeks kunnen spreken, overtuigen we hen steeds met het feit dat in de circuslessen dit allemaal samenkomt: we geven les in het Nederlands, circus is ideaal voor fijne en grove motoriek, we leren samenwerken, creatief zijn, sociaal… Door het op die manier te benoemen, bekijken ouders circus veel positiever.”
Karolien: “We hebben als circusschool – en als maatschappij – bepaalde verwachtingen: je komt op tijd in de les, je komt elke week, je blijft de hele les. Ongeschreven regels die voor sommige kinderen en gezinnen echt niet evident zijn en dus drempels vormen. Zeker bij buurtlessen moet je die regels in vraag durven stellen en tevreden zijn met ‘kleinere’ resultaten. Het feit dat iemand naar de les komt – ook al zit die de hele tijd aan de kant – is al een overwinning. We moeten tevreden zijn met wat we wel bereiken. Ik ben al blij als de kinderen er zijn. Dat ze de opwarming meedoen. Het is vaak ook niet de schuld van het kind. Ik stuur regelmatig een berichtje naar de ouders; ‘vergeet de les van straks niet.’”
Loes: “Zeker de eerste weken moet je daar fel op inzetten. En de trainers ook briefen dat ze in het begin wat soepeler zijn met bepaalde regels.”
Karolien: “Ze niet twintig keer doen pompen als ze te laat zijn; dat werkt niet, dan haken ze af.”
Loes: “Wat voor ons erg belangrijk is om drempels weg te werken, is onze samenwerking met verschillende welzijns- en wijkpartners. We zijn actief in 12 Brusselse wijken. We kennen de scholen, de gemeenschapscentra, de wijkgezondheidscentra, de contextbegeleiders, het psychologenteam van de buurt, de kinesitherapeuten, … Door op een buurtbijeenkomst van bijvoorbeeld een kinepraktijk te gaan spreken over circus, bereiken we veel beter de juiste mensen. Je krijgt dan kinderen in de les die je op andere manieren niet bereikt. Nog een stapje verder is het ook voor die kinderen fantastisch dat ze elkaar leren kennen. We leven in zo een gesegregeerde samenleving; iedereen groeit heel apart op. In de circusles komen alle subgroepen elkaar tegen. Kinderen met ASS, met een handicap, kinderen uit kwetsbare situaties, … leren met elkaar samenwerken en -leven. Dat is echt heel mooi om te zien.”
Karolien: “Voor onze buurtcircuslessen werken we integraal via scholen. Begin september zit ik samen met de brugfiguren, plannen we welke klassen wanneer aan bod komen. We halen die groepen op aan school, gaan samen naar de circuskerk, geven ze circusles en daarna worden ze opgehaald door hun ouders.”
Loes: “De schoolpoortwerkers – of brugfiguren – zijn inderdaad cruciaal. Zij klampen ouders aan, weten welke kinderen baat zouden hebben bij circuslessen. Als zo’n persoon de juiste ouders aanspreekt, ben je snel vertrokken.”
Rechtstreeks contact is de sleutel?
Loes: “Ja, we voeren een aanklampend beleid. (lacht) Anders werkt het niet. Je moet er constant achter zitten, samen met alle partners. Iedereen moet meewerken.”
Karolien: “Je moet kort op de bal spelen. Je wil niet iemand plots verliezen. Vaak is een telefoontje al voldoende om iemand terug in de les te krijgen. Of je hoort dan wat meer context waarom iemand een tijdje niet meer komt. Zonder telefoontje durven ze zich niet meer te laten zien. Ze moeten aangespoord worden.”
Loes: “Het is zo belangrijk dat ze het gevoel hebben dat ze gemist worden. Onze trainers en lesgevers volgen dat op, dat werkt echt.”
Karolien: “In mei sta ik altijd stijf van de koffie door alle huisbezoeken die ik in de buurt afleg. (lacht) Koffie en zoetigheden. Het is niet alleen kwestie van reclame te maken of mensen aan te sporen hun kind in te schrijven, het is ook effectief helpen bij de inschrijving – voor velen is dat een drempel – en vooral: je leert die mensen kennen. Da’s zo belangrijk. Dat je hen later ook gemakkelijker kan aanspreken als er een akkefietje was in de les of als hun kind zich niet zo goed voelt. Het gaat om een geheel van kleine dingen. Hiermee wil ik natuurlijk niet zeggen dat alle kwetsbare gezinnen bij het handje genomen moeten worden.”
Loes: “Nee, of dat ze na verloop van tijd zelf geen rol kunnen opnemen. In Schaarbeek heb ik een mama, een erg sociale die graag helpt. In het begin was het moeilijk om haar mee te krijgen, maar ondertussen kent zij alle mama’s van de wijk. Ik kan haar vragen om mensen op te bellen, zij vindt dat de max. Als zij mensen optrommelt, staan die daar ook allemaal. Dat maakt het voor mij zoveel plezanter… Goh, ik ga het zo hard missen!”
Heb je een specifieke reden waarom je stopt?
Loes: “Niet echt. Ik wil stoppen op een hoogtepunt, met een positief en warm gevoel. Nieuwe dingen leren. Iets anders doen. Ik weet nog niet wat of waar of hoe. Wel iets met mensen, natuurlijk, iets sociaals. We zullen wel zien.”
Het is niet dat je moedeloos geworden bent door veel kwetsbare situaties te zien?
Loes: “Nee. Wel moe, door alle passie en liefde die ik in mijn job steek. Het is heel intens en het komt soms heel dichtbij. Maar moedeloos, nee, echt niet. We leveren mooi werk en kunnen concrete dingen bereiken. Zelfs op beleidsvlak; ik doe graag aan expertisedeling.”
Karolien: “Idem. Ik vind juist dat veel aspecten uit mijn job me energie geven. De kleine stapjes die je soms zet, dat je denkt ‘Ah, ’t is weer de moeite.’”
Loes: “Je moet gewoon je doelstellingen zetten waar je ze wilt zetten.”
Je hebt het gevoel dat je een verschil kan maken?
Karolien: “Ja. Niet voor heel veel mensen, maar wel voor enkele. Elk jaar opnieuw.”
Wat moet er veranderen om jullie werk nog beter te maken?
Karolien: “Het financiële blijft afschrikken voor veel ouders.”
Loes: “Ik denk dat ik het tof zou vinden als er nog meer organisaties zouden bestaan als die van ons. Het is echt waardevol dat zoveel verschillende soorten kinderen elkaar op de mat ontmoeten. We noemen dat het sociaal model: het is de verantwoordelijkheid van de organisatie – niet van het individu – om drempels weg te nemen. Als nog meer organisaties zo zouden redeneren, zouden meer mensen kansen krijgen. Niet alleen in de vrijetijdssfeer, ook op de werkvloer. De bredere samenleving is nog steeds gesegregeerd en zit vol met drempels.”
Wat betekent circus voor jullie? Is het een passie, een beroep, je eerste liefde, …?
Loes: “Voor mij is het familie.”
Karolien: “Voor mij is het ook een netwerk. Een groot deel van mijn vriendenkring. Maar ook mijn beroep. Ik ben zelf minder circus gaan doen sinds ik op Circusplaneet werk. Ik volg geen circuslessen. Ik werk er al de hele dag, ik ga ’s avonds wel iets anders doen.”
Loes: “Ik heb collega’s die dat doen. Ik vind dat echt absurd. (lacht) Tot zes uur werken, naar huis gaan om te eten en dan terug, nog een paar uur trainen. En die geven dan ook nog eens les op andere avonden in de week!”
Karolien, jij had het als kind niet erg breed. Helpt die ervaring jou in je huidige job?
Karolien: “Ja, ik denk het wel. Ik zal sneller bepaalde zaken verdedigen, bijvoorbeeld wanneer de lidgelden verhoogd worden. Ik voel direct aan wanneer bepaalde bedragen afschrikken. Ik weet uit eigen ervaring hoe het eraan toegaat in armere gezinnen. Je kan natuurlijk nooit denken in plaats van een ander – elke situatie is uniek – maar vaak heerst er een bepaalde trots. Mensen zullen niet snel zeggen ‘wij kunnen dat niet betalen’. Mijn moeder zei dat vroeger nooit. Integendeel, ze ging er alles aan doen om het toch te kunnen betalen. Dan bespaarden we op eten om toch een bepaalde hobby te kunnen doen. Mijn broer en ik moesten wel alle twee dezelfde hobby volgen. En geen hobby met wedstrijden in het weekend. De atletiekclub heeft nooit geweten waarom wij plots zijn gestopt. Dat zijn gemiste kansen. In mijn huidige job durf ik bij mensen wel door te vragen: waarom stoppen jullie, is het te moeilijk om te bolwerken, te duur, …? Ook als ze niet durven toegeven dat het om financiële redenen is, durf ik oplossingen aan te reiken: in schijven betalen, het ene kind nu, het andere de volgende maand, … Kleine dingen die voor veel gezinnen een reëel verschil maken.”
Loes, jij hebt een handicap. Heb jij het gevoel dat jouw persoonlijke ervaring hieromtrent je helpt om je job beter uit te oefenen?
Loes: “Het geeft mij zeker voordelen. Ik weet hoe belangrijk het is om een drempel te kunnen wegnemen. Dat je gewoon ergens mag binnenkomen zoals je bent. Dat je jezelf niet moet aanpassen om in een organisatie mee te kunnen. Dat is iets superrelevants waar we bij CZH wel in slagen. Kijken hoe we dingen mogelijk kunnen maken.
Als jongere heb ik constant moeten zoeken hoe ik mij kon aanpassen, hoe ik – bijvoorbeeld in de Chiro – aan activiteiten kon deelnemen. Ik ben ook actief geweest binnen Kazou en nam jarenlang deel aan kampen voor jongeren met bijzondere aandacht. Daar moest ik niet de hele tijd creatief zijn in het zoeken naar hoe deel te nemen, dat was ook wel eens fijn. Da’s zo een groot verschil. Want het kan: de omgeving kán zich aanpassen. Ik ken heel goed het verschil tussen ergens kunnen zijn zoals je bent, of ergens waar je constant moet zoeken. Ik zal sneller details zien, bijvoorbeeld bij een evenement: géén verhoogd podium, gewoon een vlakke vloer zodat iedereen erop kan rijden.”
Het gaat vaak over kleine dingen?
Loes: “Het gaat over zoveel. De manier waarop je verwelkomd wordt: ‘Ja, natuurlijk, let’s go, je bent hier welkom, zelfs raar dat je het vraagt, we gaan dat doen, iedereen is welkom.’ Dat is de eerste stap. Dan een goed gesprek hebben, dingen durven benoemen. De mentaliteit hebben van ‘Ja, we gaan dat doen. Daarna zien we wel weer.’ Durven fouten maken. We hebben met Zonder Handen ook al veel fouten gemaakt, maar we leren eruit en doen het vervolgens anders. Je moet blijven schakelen als organisatie.
Ik ervaar drempels in mijn eigen leven, dus ik herken ze gemakkelijker bij andere mensen. Maar daarmee wil ik niet zeggen dat enkel mensen die drempels hebben of meegemaakt hebben, ze kunnen wegwerken voor anderen. Het is een verantwoordelijkheid van iedereen.”
Karolien: “Iedereen moet ervoor strijden.”
Loes: “Ja, want als ervaringsdeskundige ben ik vaak moegestreden. Constant opnieuw moeten klagen en zagen om iets te bekomen wat voor anderen doodnormaal is – bijvoorbeeld een trein opstappen. Daar word ik wél moedeloos van.”
Auteur: Maarten Verhelst
Foto's: Michiel Devijver
Dit artikel verscheen in Circusmagazine #85 (december 2025)
Circusmagazine is het driemaandelijks tijdschrift voor de circuskunst. Op eigentijdse wijze bericht het over verleden, heden en toekomst van de circuswereld in Vlaanderen and beyond.
Abonneer je hier