Entree: The Sound of C

Een redactielid van Circusmagazine laat zijn of haar licht schijnen op de wonderlijke (circus)wereld. Nam deze keer de pen ter hand: Liv Laveyne.

In een artikel in dit magazine zegt Jef Callebaut, opgeleid als klassiek percussionist, dat hij met bewondering kijkt naar de circusartiest die zonder gêne de trompet durft op te nemen, ook al speelt die deze niet. Voor die nieuwsgierigheid valt iets te zeggen, al helt het soms ook over in achteloosheid: de manier waarop circus met muziek omgaat. Zoals wanneer muziek in een voorstelling maar het behang is om de meubels tegen te schuiven of – nog erger – de snoepjeswikkel die je in de vuilbak gooit om de rest van de show te verorberen. Een attractief jasje en het houdt het materiaal in het beste geval bijeen, maar voor de rest? Verwaarloosbaar.

Zo inventief als er gezocht wordt in de visuele verbeelding, soms lijkt het alsof in circus de sound maar twee kanten op kan. Of we worden in de tent verwelkomd met traditionele zigeuner- en klezmerklanken. Of we belanden in de black box van het hedendaags circus dat met een synthetisch gruistapijt onze oren korzelt. ’t Is kiezen tussen een Joodse bruiloft of de bliepjes en flatline van de hartmonitor. Tussen leven en dood lijkt de fantasie beperkt. Andere genres worden doorgaans genegeerd, een halve opzwepende technobeat bij Wes Peden of de vuile grungerock van Cirque Pardi niet te na gezien. Muziek in visueel spektakel is nochtans niet te veronachtzamen. Denk aan elke voorstelling waar je kippenvel kreeg, niet zelden was dat omdat op dat moment muziek je beroerde.

Maar het meest ondergewaardeerde element in circus is toch welde fade in & out functie op een geluidstafel. Zouden er boetes staan op een circusvoorstelling van een juiste mix te voorzien, laat staan continuïteit? Hoeveel circusvoorstellingen beginnen niet in stilte om dan plots een muziekje te laten klinken om even snel weer af te kappen zonder dat er daarvoor ook maar enige dramaturgische reden is? Plaatje op, plaatje af. Knop aan, knop uit. We hebben voorwaar al getwijfeld aan tijdelijke doofheid te lijden, maar het is vooral vreemd dat artiesten hun zorgvuldige opgebouwde sfeer zelf nekken.

We trekken het nu natuurlijk wel op flessen. Evengoed zijn er tal van voorbeelden waar minder lichtzinnig wordt omgesprongen met de muziek, zij het met wisselende resultaten. We zien meer en meer hoe circus en muziek(theater) of klankkunst naar elkaar luisteren: de drie dames van Sur Mesure die uitblinken in samenzang, Grensgeval en Aifoon die een langdurige marriage hebben met beeldende en geluidskunst, Kurt Demey die in Ritselingen met Hans Beckers een mentaal klankenbos schept of zoals – in dit Circusmagazine te lezen – de artiesten van ob.joie en Silly Symphonies die werken rond bruitage, het verklanken van objectmanipulatie, en zich daarmee op het terrein van circus begeven.

Het experiment is alvast ingezet. Laat the sound of C klinken als competent, consequent, consistent maar ook cool, crazy, creatief en vooral complementair. The sound of Circus, the sound which creates a new dimension.*

*The Sound of C, The Confetti’s (1989)

Auteur: Liv Laveyne
Dit artikel verscheen in Circusmagazine #78 (maart 2024)