Een redactielid van Circusmagazine laat zijn of haar licht schijnen op de wonderlijke (circus)wereld. Nam deze keer de pen ter hand: Ine Van Baelen.
Vroeger kreeg je in het circus gegarandeerd een Grand Finale. Een accumulatie van lichamen die – krachtig, soepel, behendig en mooi – het publiek met een goed gevoel naar huis stuurden. Want een teleurstellend einde, dat verpest de hele show. Zoals een vriend me onlangs vertelde over het einde van zijn huwelijk: hoe de pijnlijke breuk met terugwerkende kracht de liefdevolle herinneringen aantast, alsof de ander er met een gom doorheen gaat. Nee, bad endings is bad business.
Podiumartiesten zijn gek op eindes. Ze mogen sterven, overwinnen, transformeren. In de laatste minuten voor het applaus toont de voorstelling haar ware gelaat. Verkoopt het popcorn, zakdoekjes, een dreun? There must be 50 ways to end a show, maar slechts één laatste kans om inhoudelijk te overtuigen. Daarna gaat het zaallicht aan en wordt het podium ontruimd. Er is geen weg terug.
Voor wie net als ik een finifugal is – iemand die moeite heeft met eindes, het uitstelt om de laatste bladzijden van een boek om te slaan, nog drie keer naroept bij het uitzwaaien – is het finale punt achter een voorstelling een beproeving. Liever blijf ik hangen bij het moment vlak daarvoor, wanneer je het einde voelt naderen, al je zintuigen op scherp staan, maar er nog niets onafwendbaar is. In dat ogenblik schuilt de poëzie, even later ruw onderbroken door het al dan niet geslaagde einde en het applaus. Wat ontladen is voor de één, is rouwen voor de ander.
Ik geloof dat ik het van mijn moeder heb, mijn ‘einde-melancholie’. Eén van de dingen die ze het meest betreurde toen ze voor euthanasie koos na een lang aftakelend ziekteproces, was dat ze de verdere ontwikkelingen in de tv-soap Thuis niet zou kennen. Dat lijkt onwaarschijnlijk banaal, maar ik vind er ook veel schoonheid in zitten: dat fictie kan beroeren tot in de oneindigheid, terwijl je van de realiteit al lang afstand hebt genomen.
Misschien is elk einde een klein sterven, een repetitie voor de onvermijdelijke dood. Misschien is het daarom zo gek nog niet om in reïncarnatie te geloven. In dit nummer getuigt voormalig balletdanser David Framba hoe hij na een motorongeluk pas verder kon nadat hij de dokters verzocht had om zijn onderbeen te amputeren. Zonder verbrijzelde voet als getuige van een danscarrière die nooit meer terug zou komen. Been en leven in twee stukken gekapt.
Misschien houden finifugals zoals ik verandering tegen. Beseffen we te laat dat elk einde ook een nieuw begin is.
Op de ochtend van haar zelf geënsceneerde dood komt een verpleegster de ziekenhuiskamer binnen om te vragen wat mijn moeder voor het ontbijt wil. Choco of kaas? Een uur voor haar dodelijke injectie eet ze met smaak een witte boterham met choco. Ik kon de absurditeit van dat beeld toen bijna niet bevatten, choco als Grand Finale, maar terugkijkend is het een allesomvattend moment. Want hoewel het hoofd had gekozen, wist het lijf nog niet dat het zou sterven. Het had honger.
Na het ontbijt moest de dokter drie maal de kamer binnenkomen en dan weer verlaten, om telkens te vragen of ze haar doodswens kon herhalen. Drie keer was het protocol van het ziekenhuis om twijfel uit te sluiten. Na de derde keer gaf hij haar een injectie, waarna haar ademhaling stokte ergens middenin de laatste zucht. Van verlichting was het niet, meer uit weemoed naar wat onmogelijk was geworden.
Misschien ben ik een finifugal omdat het einde, hoe goed je het ook regisseert, nooit perfect is.
Wie met vragen zit omtrent levenseinde kan contact opnemen met LEIF.
Auteur: Ine Van Baelen
Dit artikel verscheen in Circusmagazine #80 (september 2024)
Circusmagazine is het driemaandelijks tijdschrift voor de circuskunst. Op eigentijdse wijze bericht het over verleden, heden en toekomst van de circuswereld in Vlaanderen and beyond.
Abonneer je hier