De roze draad van Sien Van Acker

We hebben het over kleuren, slechte fictie, clownen, Instagram en de voorstelling 'MORE IS MORE'. Maak kennis met Sien Van Acker, koorddanser opgeleid aan ACaPA (Tilburg) en Ésacto’Lido (Toulouse) en nu – bijna – klaar om de circuswereld te veroveren.

© Joke Van den heuvel

Hallo Sien, wat is je schoenmaat?

Sien Van Acker: “38. Dat is een goeie schoenmaat, want dat is zo een beetje de standaard. Als ik mijn best doe, kan ik ook nog wel in een 37 en een 39 kan ook nog lukken; dus ik heb wat marge. Voor op koord draag ik jazzschoenen. Ik haal die zool eraf, want soms is er een hak, en dan naai ik er zelf het leer terug op.”

Ik deed zelf ooit een cursus koorddans. Het begin is wel doorbijten, dat is pokkesaai.

“Ja, echt heel saai. Maar bij mij ging het redelijk vlot. Toen ik 5 of 6 jaar was, startte ik met multicircus, al snel ging ik verder richting trapeze. Maar toen ik 11 of 12 was, bleek luchtacro toch niet zo mijn ding en veranderde ik naar koorddans. Ik denk dat ik daar een beetje talent voor had, ik kon al snel staan op het koord. Als kind ervaar je zo’n leerproces ook helemaal anders, je voelt je niet zoals een beginner die blijft vallen en vallen, je leert spelenderwijs en ik had het gevoel dat het best snel vooruitging.”

Koorddans lijkt minder hot dan pakweg luchtacro of acrodans als je kijkt naar afstuderende circusartiesten, of is dat slechts een indruk?

“In Frankrijk zijn er wel nog een paar koorddansers, maar inderdaad, niet zo veel in vergelijking met acro of luchtacro. Ik denk dat dat is omdat koord ongelooflijk saai is om naar te kijken. Niet om te doen; als je het kan, is dat keitof. Niet elke training is gemakkelijk, maar ik doe het wel heel graag. Om naar te kijken vind ik het zelf heel moeilijk. Dat is een lijn. Je gaat gewoon de hele tijd heen en weer, dat is zo beperkend. Die saaiheid gebruik ik dan ook in mijn voorstelling, ik vind het leuk om dat expliciet te benoemen waardoor het zorgt voor verbinding tussen het publiek en mij. Maar het blijft niet saai. Ik begin te zingen en te praten en te dansen. 100 kostuums op scène. Ik doe graag veel.”

Je doet graag veel. MORE IS MORE, de titel van je voorstelling, dekt dan wel de lading.

“Ja, MORE IS MORE is zo wel een beetje het motto geworden. Het was mijn afstudeerproject aan Lido en nu ben ik hier bij Ell Circo D’ell Fuego in residentie om de bestaande 15 minuten uit te breiden tot een voorstelling van 25 à 30 minuten. Deze zomer wil ik dan zo veel mogelijk spelen en in het najaar alles finetunen. Ik heb het nodig om te spelen voor een publiek. Er zit veel spel en humor en clown in de voorstelling, dus ik moet dingen ontdekken op scène en voelen wat er werkt en wat niet.”

Wat wil je vertellen met je voorstelling?

MORE IS MORE is gemaakt met heel veel kostuums. Eerst waren er twee à drie kostuums en dan is dat aantal gegroeid en daaruit is de voorstelling ontstaan. Ik maak gebruik van quick change, dat refereert voor mij naar hoe we tegenwoordig voortdurend worden geprikkeld, naar het scrollen op Instagram en naar de consumptiemaatschappij. Ik ga aan de slag met de arrogantie, de kledij en glamour van een popster, een diva. Maar ik wil ook de kwetsbaarheid tonen, het zielige van zo’n personage. Die dualiteit vind ik boeiend en intiem. Het gaat over doen wat je wil en je proberen niks aan te trekken van oordelen rondom jou, maar er eigenlijk ook van afzien want het is allemaal toch wel gênant. Dat afzien hoort erbij. No mud, no lotus. Ik ga op zoek naar de humor daarin. Ik vind humor belangrijk. Ik denk dat je daar veel mee kan bereiken en zo ook met het publiek kan praten, via de lach.”

Heb je soms echt het gevoel dat je aan het ‘dansen’ bent op het koord? Of blijft het zo wat trucjes doen? Heb je een gevoel van vrijheid?

“Soms heb ik enkele seconden van vrijheid. Het is heel verschillend wanneer ik echt techniek doe dan wanneer ik gewoon mijn muziek opzet en dans. Soms zijn er kleine momenten dat je kan voelen dat je dans je echt op het koord houdt, dat is het beste. Dan zijn de bewegingen niet enkel meer voor het evenwicht, maar ook voor een bepaalde esthetiek.”

© Joke Van den heuvel
© Joke Van den heuvel

Waar heb je (spier)pijn als je veel getraind hebt?

“Soms voel ik mijn schouders, door het balanceren met mijn armen. Soms voelen mijn benen heel moe. En als ik bijvoorbeeld twee maanden niet getraind heb, dan voel ik tijdens het stappen dat mijn voetzolen echt gebruikt zijn.”

Je studeerde aan ACaPA en Ésacto’Lido, wat waren de grote verschillen of gelijkenissen tussen beide opleidingen?

“Het was totaal anders. Aan Lido traden we bijna elke maand op voor publiek, en bijna om de twee weken gewoon voor de klas. In ACaPA traden we zo’n twee à drie keer op per jaar. Dat is dus niks in vergelijking. Door zo frequent te moeten tonen, kan je zó veel dingen uitproberen, ook de stomste ideeën, die vrijheid is zalig. Ook al is het een stom idee, je gaat er wel volledig in, want je brengt het voor een publiek. Ik ben hierdoor niet van stijl veranderd maar alles werd grootser, ik heb meer ingezien dat eigenlijk alles mogelijk is en niets moet. Als je weet dat je maar één of twee keer gaat optreden met een eigen stuk, dan moet dat perfect zijn, en dan blijf je ook veel braver.”

Bespeur ik daar enige vorm van perfectionisme?

“Ik denk dat ik wel wat perfectionistisch ben, maar het helpt me ook. Perfectionistisch of gepassioneerd. Zo ergens totaal in kunnen gaan en dan zien dat alles daar juist is, dat helpt.”

En dan nu het Start-up Lab bij Ell Circo D’ell Fuego, hoe loopt dat?

“Ik had al twee residenties eind 2023, nu dus opnieuw (januari 2024, red.) en dan volgen er nog een paar in april. Ik kan hier aan mijn voorstelling werken en ik krijg ook ondersteuning op zakelijk vlak. Dat kwam op school ook wel aan bod, maar de focus lag op het Franse systeem. Aangezien ik weet dat ik sowieso terug wil naar Vlaanderen, miste ik toch veel informatie. Je wil daar op school ook niet zo veel tijd aan spenderen. Je wil gewoon trainen en dingen uitproberen. Als we dan eens een theoretische les hadden, zag je iedereen na verloop van tijd wegdommelen.”

Na de fijne bubbel op de circusscholen, nu in het werkveld, al de business shit komt erbij. Vind je het nog leuk?

“Het is wel pittig. Vooral mails schrijven naar mensen, bureauwerk, afschuwelijk.”

En jezelf verkopen.

“Ja, dat vind ik ook echt moeilijk. Met mensen praten. Netwerken. Ik ben redelijk verlegen bij mensen die ik niet ken. Ik ben verlegen-extravert: als ik op mijn gemak ben, dan ben ik helemaal crazy, maar anders heel verlegen en té bescheiden. Ik kan hier tijdens Start-up Lab terecht met concrete vragen en ik krijg veel ondersteuning, maar ik heb het gevoel dat ik zelf ook nog veel moet doen. Ik moet daar nog veel in groeien, ik kan niet gewoon wachten tot het vanzelf gebeurt. Ik had het meeste schrik voor het zwarte gat na school. Dit programma geeft mij goeie handvaten om mijn eigen weg te vinden. Ik heb een duidelijk doel met mijn voorstelling en hier helpen ze me in de juiste richting. Ze tonen al eens van ‘kijk, zo gaat het hier, in de buitenwereld’. Maar het voelt nog als een voetbadje, vooraleer je in het diepe zwembad gaat. Het is zo heel zachtjes, ik draag precies nog zwembandjes.”

Je doet ook mee aan Clown College, een residentieprogramma van De Spil in Roeselare. Waar kijk je naar uit? Waarom heb je je ingeschreven?

“Clown College leek me het perfecte project om nog begeleiding en workshops te krijgen in clowning en dan ook echt iets te maken en af te hebben. Daardoor was ik heel erg aangetrokken, om dan ook effectief te kunnen spelen. Ik wil graag iets nieuws maken of iets met elementen van MORE IS MORE, maar ik kan me wel inbeelden dat het achteraf toch in de voorstelling terechtkomt. Aan de ene kant zou ik graag iets zonder koord maken, want dat is altijd zo een gigantische structuur om mee te nemen en op te bouwen. Het zou handig zijn om ook een act te hebben die gewoon in mijn koffer past. Aan de andere kant heb ik ook wel veel zin om het clownen echt op het koord te doen, want koord blijft nog altijd waar ik thuis ben. We kregen op school wel wat clownerie, maar ik heb nog nooit echt gezegd ‘ik doe clown’ of ‘ik ben een clown’, ik heb altijd gezegd ‘ik doe jeu clownesque’, alsof ik het nog nooit durfde te bevestigen.”

Het is een mysterieus wereldje hé, dat clowngegeven, zo ontastbaar.

“Een theologie. Een clown die doet echt wat ie voelt. Een clown kan falen en dan is dat grappig. Het is niet omdat je faalt, dat je doodgaat. Een clown toont aan de mensen dat vallen helemaal niet erg is. Je gaat niet dood als je even voor schut staat, of als je gewoon doet wat je wilt en het mislukt. Dat is ook heel erg aanwezig in MORE IS MORE.

© Joke Van den heuvel
© Joke Van den heuvel

Lessen in relativeren. Er is een roze draad in je werk, vertel daar eens wat meer over.

“Ik dacht altijd dat dat een periode ging zijn in mijn leven die maar een paar maanden zou duren. Het is allemaal begonnen toen ik mijn haar eens in ’t roze had geverfd, ondertussen zo’n vier à vijf jaar geleden. En toen werd alles roze in mijn leven. Ik heb dan ook zelf een koord gemaakt en roze geverfd en alles op scène werd roze. Het werd deel van mijn identiteit. Het is zo’n toffe kleur! Het is een soort van missie geworden: de ‘reclaim of pink’. Roze is niet enkel voor meisjes, maar ook voor badass vrouwen, het kan ook bold en gedurfd en krachtig zijn. Dat is eigenlijk wat die kleur voor mij wil zeggen, pussy power, het heeft een feministisch kantje.”

Ben je kieskeurig op vlak van roze?

“Er is nog wel een groot spectrum van roze dat ik aanvaard. Je hebt zo het beste roze en dan het spectrum errond met aan de uiteindes zalmroze waar te veel oranje in zit en fluoroze dat pijn doet aan de ogen. Het beste roze in het leven is trouwens niet het beste roze op scène.”

Ben je bijgelovig?

“Hout aanraken. Ik zeg altijd dat er ik niet in geloof maar ik moet het toch wel altijd doen. Als ik op de fiets denk van ‘ah, gelukkig ben ik niet gevallen’, dan moet ik stoppen en effe een boom of een tak gaan zoeken die ik snel even kan aanraken of op kan kloppen of hallo zeggen en dan kan ik terug verder met mijn dag. Dat is het enige.”

En bijvoorbeeld als je moet spelen, heb je ritueeltjes op voorhand?

“Ik heb één beweging die ik altijd doe vooraleer ik op scène sta. Als ik achter het gordijn sta of om de hoek, dan schud ik met mijn poep. Dat komt vanuit de dansles. We lagen op de grond en onze leerkracht deed ons wiegen met de heupen omdat het iets rustgevends heeft, als baby werden we altijd gewiegd. Ik voelde dat mijn lichaam dat heel aangenaam vond, maar ik kon niet altijd gaan liggen. Soms was ik buiten of ging dat niet met mijn kostuum, dus doe ik het al staand, om me te kalmeren. Ik heb mijn stress wel nodig om op te treden, maar niet té veel, het wiegen helpt om mijn stress te centreren en de kalmte erin te vinden.”

Wat doe je het liefst als je niet aan het circussen bent?

“Naaien en lezen. Naaien is vaak mijn outlet geweest als ik het moeilijk had op koord. Als ik daar effe vastzat, dan vond ik in het naaien terug het plezier om iets te creëren. Als kind heb ik een beetje genaaid en dan ben ik echt begonnen tijdens corona. Ik denk dat ik niet de enige was. Het leuke aan naaien is dat je een project echt kan afronden. Dat heeft mij zo veel deugd gedaan in die periode met veel onzekerheden. We wisten niet of we terug naar school konden, of we konden afstuderen. Dus dan werd naaien een opluchting en had ik zoiets van ‘ah, ik doe iets en het is af, zalig’.”

En heb je dan effectief zoiets van ‘dit is af’, want zelfs bij een kledingstuk kan je toch altijd het gevoel hebben dat er nog aan gesleuteld kan worden?

“Ah nee, dat is af. Kleren ja. Vaak is het af en dan vind ik het moeilijk als er nog iets aan veranderd moet worden. Dan lukt het me niet om dat stuk terug naar mijn naaimachine te brengen.”

En lezen, wat lees je graag?

“Ik lees enkel rommel, fictie, echt slechte fictie. Ik vind het zalig om in een roman te verdwijnen en er dan ook helemaal verslaafd aan te worden. Dan kan ik verdwijnen van deze moeilijke wereld hier. Ik lees echt enkel voor het plezier, om even pauze te nemen. Ik heb een e-reader en die gaat overal mee naartoe.”

Auteur: Karlien De Savoye
Dit artikel verscheen in Circusmagazine #78 (maart 2024)