“Circus wordt nog steeds onwaarschijnlijk ondergewaardeerd”

Eind dit jaar – net voor hij 70 wordt – neemt Gie Baguet afscheid van Frans Brood Productions en geeft de fakkel door aan dochter Inti. Hun spreidingsbureau maakte onder meer Les ballets c de la b, Circus Ronaldo, Alexander Vantournhout, Peeping Tom en tal van andere gezelschappen mee groot. Gie startte in 1983, richtte in 1990 het Internationaal Straattheaterfestival op – vandaag beter bekend als Miramiro – en zag vanaf midden jaren ‘90 het circus van marginale naar toonaangevende kunstvorm evolueren. “We komen van ver. Vroeger werd ik letterlijk uitgelachen als ik zei dat ik in circus geloofde.”

© Michiel Devijver

Een bilan na 42 jaar Frans Brood

We ontmoeten elkaar in de stijlvolle kantoren van Frans Brood in Sint-Amandsberg, Gent. Gie en Inti werken er met drie andere collega’s voor zes gezelschappen: naast Ronaldo, Vantournhout en Peeping Tom ook nog Rosas (Anne Teresa De Keersmaeker), Irene Wool (Miet Warlop) en Faso Danse Théâtre (Serge Aimé Coulibaly). Geen kleine namen, en stuk voor stuk met een uitgebreide internationale spreiding. “Zes gezelschappen lijkt weinig, maar wij werken daar met vijf mensen fulltime aan,” aldus Inti. Gie vult aan: “Vroeger hadden we vaak meer dan dertig gezelschappen in onze portefeuille, maar voor sommige volstond een zomertournee van drie speelplekken. De situatie vandaag is anders. Onze gezelschappen rekenen integraal op ons, het hele jaar rond.”

Eerste liefde

Stel één vraag aan Gie Baguet over hoe het er vroeger aan toe ging, en je bent zoet voor een paar uur sappige verhalen en heerlijke herinneringen. Over choreograaf Alain Platel die naar hem toestapte met de vraag of hij naast straattheater ook dans wilde spreiden (‘Maar ik ken niets van dans,’ opperde Gie. ‘Da’s geen probleem,’ antwoordde Alain, ‘ik ook niet’). Over Johnny Ronaldo die in 1994 voor bijna lege tribunes speelde, maar alle hulp weigerde (“Hij wees mij vriendelijk maar gedecideerd af: ‘Wij zijn circusmensen, echte artiesten, wij doen alles zelf.’ Een jaar later kwam hij daar gelukkig op terug”). Over Wurre Wurre en De Muur die in de jaren tachtig straattheater avant la lettre brachten: theater op straat, met de hoed als inkomstenbron (“Het woord straattheater was nog niet uitgevonden”).

Straattheater is zonder twijfel zijn eerste liefde. Hij ontdekte het in de jaren 1980 in Frankrijk en Spanje, waar het groeide en bloeide. Hij introduceerde het in Vlaanderen met de oprichting van het Internationaal Straattheaterfestival (ISTF). Gie: “Ik ging naar de mensen van Trefpunt en vroeg of ik het jaar erop tijdens de Gentse Feesten een straattheaterfestival mocht organiseren. Er heerste serieuze twijfel, dus ik nam Guido De Leeuw en Fabien Audooren mee naar het Festival de Théâtre de Rue in Aurillac, Frankrijk. Hun ogen gingen open; ik kreeg groen licht. Dat eerste festival in 1990 was grandioos, met uitschieters als Sèmola Teatre, Générik Vapeur, Kumulus, … Tien dagen frontpagina’s, aandacht op tv en radio. Bijna alle groepen speelden er voor een vriendenprijs, aangezien ik hen de jaren voordien al had leren kennen en hen regelmatig hielp.”

Het was het begin van een gouden decennium voor het straattheater in Vlaanderen. “Het was een fantastische tijd. Alles mocht, alles kon. De straatspektakels hadden een enorm succes; het was iets totaal nieuw. De mensen waren er wild van. Een hele stad werd ingepalmd. Het was gratis, er waren geen drempels, iedereen werd meegezogen, ook al had je nog nooit een theaterzaal van binnen gezien. De festivals schoten als paddenstoelen uit de grond; steden en gemeenten investeerden er graag in.”

Later kwamen de besparingen, en wanneer er bespaard wordt is cultuur niet zelden het eerste slachtoffer. “Dat is de merde met straattheater,” aldus Gie, “er is geen return. Het is gratis, je hebt geen ticketinkomsten, geen drankverkoop...”

“Er is geen financiële return,” vult Inti aan.

“En daarom is de kwaliteit geleidelijk aan verminderd, terwijl tegelijkertijd de regelgeving toenam,” vervolgt Gie. “Ik vind dat doodjammer. Ik had daar mijn hart aan verloren. Veel mensen keken er op neer, maar ik was helemaal mee. Zeker de zuiderse compagnieën, dat was topniveau. Maar in de loop der jaren hebben we met Frans Brood het straattheater moeten downsizen.”

“De Stijle, Want… is het laatste echte straattheatergezelschap dat we gespreid hebben,” aldus Inti.

Ronaldo is geen voetballer

Is straattheater zijn eerste lief waar hij met veel nostalgie naar terugkijkt, dan is circus – en met name Circus Ronaldo – de grote liefde die blijft duren. Geen evidente liefde, want circus komt van héél ver. “Ik kan daar niet genoeg de nadruk op leggen, aan alle lezers van Circusmagazine: circus, daar werd mee gelachen. Er werd op neergekeken dat het geen naam had – nog meer dan op straattheater. Geen enkel cultuurcentrum dacht eraan om circus te programmeren. Beleidsmakers hoorden het in Keulen donderen. Hoeveel mensen mij niet gezegd hebben: ‘Gie, in uw brochure, Alain Platel naast Circus Ronaldo, dat is toch niet serieus.’ Het feit dat Ronaldo een wereldbekende voetballer was (in de jaren 90’ en begin 2000 was de Braziliaan Ronaldo een van de belangrijkste voetballers ter wereld, red.), maakte het niet gemakkelijker. Het heeft zeker tien jaar gekost om een beetje in de goeie richting te evolueren.”

© Michiel Devijver
© Michiel Devijver

Gie, op dreef: “Ik denk dat heel weinig mensen vandaag nog weten hoe belangrijk Circus Ronaldo is geweest voor de erkenning van circus. De sector heeft enorm veel aan hen te danken, hun invloed is van onschatbare waarde. Zij waren de eerste circusartiesten in Vlaanderen die de link hebben gelegd naar geloofwaardigheid, naar erkenning, naar omarming door de culturele wereld. Het is dankzij hen dat met het begrip ‘circus’ niet meer gelachen werd. Mensen die nu met circus bezig zijn, moeten dat echt beseffen. Circus Ronaldo heeft alle deuren geopend en blijft dat vandaag, vooral internationaal, nog steeds doen. En wat het extra sterk maakt, is dat hun creaties even relevant blijven. Ik volg hen al dertig jaar op de voet en ik ben ongelooflijk fier op hen.”

Inti: “Mooi in aanvulling hierbij is de samenwerking die we tien jaar geleden zijn gestart met Alexander Vantournhout. Een compleet andere invalshoek van circus, een compleet andere kijk, en vandaar zo complementair voor ons. Alexander maakt ook nog perfect de link met dans en op die manier sluit ons aanbod mooi in elkaar.”

Zalige mensen

Fierheid is een terugkerend gevoel bij Frans Brood Productions. Gie: “De meeste van onze artiesten begeleiden we vanaf het prille begin van hun carrière. We zien hen geleidelijk aan groot en succesvol worden.” Inti bevestigt en relativeert tegelijkertijd: “Rosas en Miet Warlop zijn de uitzonderingen die deze regel bevestigen; zij kwamen bij ons aankloppen toen ze al internationaal bekend waren.”

“Dat is het mooie aan deze job,” vervolgt Gie. “Je legt samen een heel parcours af, je bouwt het samen op. De verdienste ligt uiteraard altijd bij de artiest, maar wij begeleiden hen bij elke stap die ze zetten. We denken mee, we denken vooruit.”

“We zijn regelmatig aanwezig op repetities of toonmomenten,” vult Inti aan, “en het valt mij echt op dat er met onze feedback rekening gehouden wordt. Wij kijken met een andere blik naar de voorstelling – wij vormen de link met de programmatoren en het publiek.”

“Met al onze groepen hebben we een erg persoonlijk contact,” aldus Gie. “Uiteraard is de artistieke kwaliteit essentieel – we werken alleen voor gezelschapen waar we artistiek in geloven – maar even belangrijk is het menselijke aspect. Het moet klikken. Het zijn dan ook stuk voor stuk zalige mensen met wie we in al die jaren hebben samengewerkt.”

Noem Frans Brood Productions trouwens geen verkoopbureau of boekingskantoor. Gie huivert bij de woorden alleen al. “Dat is een van mijn stokpaardjes: wij zijn geen verkopers. Een verkoper is alleen geïnteresseerd in kwantiteit, in geld verdienen, en laat zijn koopwaar vallen vanaf het geen succes meer heeft. Wij begeleiden artiesten. In het Frans zeggen ze dat mooi: accompagner. Wij zijn enkel in de lange termijn geïnteresseerd. We denken mee, niet enkel op praktisch vlak, ook inhoudelijk-strategisch. Daar kruipt veel tijd in, maar dat geeft enorm veel voldoening.”

Kwaliteit vs. kwantiteit

Voor Frans Brood komt kwaliteit op de eerste plaats. “Kwaliteit hangt samen met vertrouwen,” aldus Inti. “Je moet er zijn voor je artiesten. Je moet betrouwbaar advies geven aan programmatoren. Niet zomaar iets verkopen. Soms past een productie beter elders of in een andere setting, je moet daar open over durven communiceren.”

En wat is een kwalitatieve voorstelling? Voor Gie is het duidelijk: “Geraakt worden. Ontroerd zijn, verwondering, emoties, een lach. En dat steeds opnieuw. Ik heb nu al zeker twintig keer Soni io? (voorstelling van Circus Ronaldo, red.) gezien en dat blijft mij raken. Ik krijg er nog iedere keer tranen van in mijn ogen.”

“Voor mij moet een voorstelling blijven plakken,” zegt Inti. “Dat je er nadien nog over nadenkt, op terugkijkt, mee in je lijf zit, erover praat met mensen.”

“Dat vind ik altijd zo’n schoon moment, in een theaterzaal maar zeker in een circustent: dat de toeschouwers blijven hangen om na te praten. Dat sociaal gegeven, die verbondenheid: prachtig,” aldus Gie.

Kwaliteit komt misschien op de eerste plaats, maar hun inkomen hangt wel volledig af van de hoeveelheid speeldata die ze hun gezelschappen bezorgen. “En toch hebben we niet als doel om zoveel mogelijk te verkopen,” zegt Inti. “We werken op het ritme van de artiest, wat het gezelschap aan kan, hoe vaak het wil spelen.”

“We hebben natuurlijk het geluk gehad om steeds een paar ‘grote vissen’ in onze portefeuille te hebben die vlot toeren,” vult Gie aan. “Je weet op voorhand nooit of een voorstelling gaat aanslaan. Het is deels buikgevoel, maar deels ook geluk. Als ik eerlijk ben: ik heb al die jaren maar wat gedaan, hè. Ik heb daar niet voor gestudeerd, er heeft mij niemand iets geleerd, ik heb de job als het ware uitgevonden en al doende ingevuld. Nu bestaan er een aantal bureaus, maar in de jaren ’80 was er niets.”

“Nu zijn er een paar, maar er is nog steeds een groot tekort aan degelijke spreidingsbureaus,” aldus Inti. “Er is een gigantische nood aan ondersteuning. Minstens elke week krijgen we een aanvraag van een artiest of gezelschap om hen te helpen.”

Onwaarschijnlijk ondergewaardeerd

Over naar het tweede stokpaardje van de dag. “Ik heb hier al veel discussies over gehad, onder andere met het Circuscentrum, maar ik vind dat circus nog steeds onwaarschijnlijk ondergewaardeerd wordt,” zegt Gie stellig. “De sector is blij met elk stapje vooruit dat gezet wordt: een eigen decreet, middelen, meer middelen, structurele middelen, … Maar ik vind het vaak beschamend weinig. Een doorsnee theater- of dansgezelschap krijgt gemiddeld rond de 500.000 euro, velen zelfs tot een miljoen of meer – en hiermee wil ik zeker niet zeggen dat ze dat niet verdienen. Integendeel, laat duidelijk zijn dat ik niet pleit voor een herverdeling van het cultuurbudget. Circus moet gewoon meer krijgen! Een circusgezelschap als Ronaldo – sorry dat ik weer over hen begin – maakt prachtige voorstellingen, toert internationaal, heeft verschillende tenten en camions, doet eigenhandig onderhoud, maakt zelf de decors, bouwt voor elke speelreeks zelf de tent op en af, … Daar komt zoveel meer bij kijken en die krijgen dan zoveel minder. En dan is Ronaldo nog het ruimst bedeeld; voor andere circusgezelschappen geldt het evenzeer. Neem bijvoorbeeld Circ’ombelico dat enkele jaren geleden eens 100.000 euro projectsubsidie had gekregen. Binnen de sector hoorde ik letterlijk zeggen dat ze ‘de jackpot hadden gewonnen’. Ik heb dat nooit verstaan. Je moet dat binnen het geheel van de kunsten bekijken en dan is een eenmalig bedrag van 100.000 euro peanuts. Voor een beginnend, klein gezelschap kan dit een enorme opstap zijn, maar wanneer je als professioneel circusgezelschap wil creëren en internationaal toeren, dan moet je de nodige middelen hebben of je schiet er op menselijk vlak bij in.”

“Begrijp me niet verkeerd,” vervolgt hij, “ik vind de circuswereld een fantastische wereld, mijn respect ervoor is werkelijk grenzeloos. Maar er wordt zo hard naar de eigen bubbel gekeken, er zit een glazen stolp over. Dat heeft mooie kanten, maar soms moet je die stolp ook eens opzij zetten en breder kijken. Als je dan de budgetten van het Circusdecreet vergelijkt met de andere kunsten, dat verschil is gigantisch. En dat klopt niet, dat is niet eerlijk. Ik heb altijd geroepen dat het circusbudget niet moet verdubbelen maar vertienvoudigen. Dat we niet tevreden moeten zijn met wat er door de overheid wordt voorgesteld. Ik weet ook wel dat we dat nooit gaan krijgen, maar op zijn minst maak je een statement: wij verdienen zoveel meer dan we nu krijgen.”

Inti verduidelijkt: “Wij zien dagelijks de realiteit binnen de verschillende sectoren – zowel circus, dans, performance als theater – dus wij kunnen goed vergelijken. Het circus is echt onderbemand.”

“Het bedrag binnen het Circusdecreet is belachelijk laag,” besluit Gie. “Vandaar mijn oproep: verhef als sector je stem, sla op tafel, wees niet tevreden met de kruimels die je krijgt.”

© Michiel Devijver
© Michiel Devijver

Einde van een generatie

Hij wordt volgend jaar 70, maar het vuur, de passie en het activisme druipen nog steeds van hem af. Net als vele van zijn generatiegenoten – pioniers waarvan de meerderheid al lang op pensioen is – heeft hij een anarchistisch kantje; hij durft tegen schenen schoppen, durft kritisch te zijn tegenover overheden, durft voluit de kant van de artiest te kiezen. Hij geniet er ook van, van het werken en het reizen, connecties leggen, mensen helpen, belangen behartigen. En toch stopt hij dit jaar definitief.

“Ik wil enerzijds het moment voor zijn dat mensen op een festival iets hebben van ‘wat loopt die hier nog te doen?’ en anderzijds wil ik ook wel proeven van het pensioen. Iedereen zegt mij dat dat zalig is. Op zich kan ik nog jaren doordoen. Ik ben nu 42 jaar bezig, ik heb mij 42 jaar geamuseerd. Ik doe mijn job ongelooflijk graag. Da’s ook de enige manier om deze job zo lang uit te houden. Maar het is wel 42 jaar lang verantwoordelijkheid dragen. Het gaat om heel veel mensen die je rechtstreeks of onrechtstreeks werk verschaft. Je bent er dag in dag uit mee bezig, van maandag tot zondag, van januari tot december. Dat laat u niet los.”

Hoe was dat voor Inti als kind van zo’n workaholic? “Mijn drie broers en ik hebben een vader gehad die veel werkte, ja... Ik heb mij pas op latere leeftijd gerealiseerd dat veel van onze vakanties – of toch alleszins de uitstapjes op die vakanties – stiekem werkgerelateerd waren. Dan liepen wij rond in een Franse stad en bleek er ‘toevallig’ een straattheaterfestival door te gaan,” lacht ze.

Gie: “De realiteit is dat ik heel vaak weg was, maar wel telkens heel kort. Na een paar dagen was ik weer thuis. Ik nam nooit extra dagen vakantie. Ik wilde bij mijn gezin zijn en moest mijn bureau runnen.”

En nu is het zijn 31-jarige dochter die niet alleen zijn zaak overneemt, maar hem binnenkort ook zijn eerste kleinkind bezorgt. “De overname stond eigenlijk al vorig jaar gepland,” aldus Inti, “maar met de zwangerschap hebben we beslist om het wat uit te stellen. Het zou raar zijn om als kersverse zaakvoerder direct enkele maanden in moederschapsverlof te gaan.”

Gie: “Inti en de hele ploeg van Frans Brood gaan dat zonder mij fantastisch doen. Ik heb daar alle vertrouwen in.”

Inti: “Ik vind het wel spannend, moet ik zeggen. Het was niet mijn ambitie om in mijn vaders voetsporen te treden – ik dacht eerder aan een gedeeld coördinatorschap met de collega’s, maar we zijn er samen uitgekomen dat dit de beste constructie was.”

Gie: “De collega’s schoven jou naar voor als enige valabele kandidaat.”

Inti: “Dat is fijn, ja. Het enige jammere is dat ik het per definitie alleen maar slechter kan doen dan jou.” (lacht)

Gie: “Het zal anders zijn. Maar anders is niet per definitie slechter. Mijn generatie was er een van pioniers en sterke persoonlijkheden – wij hebben alles van nul opgebouwd, er was niets, maar dat had het grote voordeel dat we à volonté fouten konden maken. En dat hebben we volop gedaan. Tegenwoordig moet je met zoveel meer rekening houden, alles moet tot in de puntjes georganiseerd en voorbereid zijn, dat is niet normaal. En daar is de nieuwe generatie dan weer zoveel sterker in.”

Inti, subtiel: “Een beetje zoals in Sono io?

www.fransbrood.com

Auteur: Maarten Verhelst
Dit artikel verscheen in Circusmagazine #82 (maart 2025)