Trapeze en voetjongleren – Leven en werk van Roxana Küwen Arsalan

Er zijn veel circusartiesten die meerdere circustechnieken combineren, maar zelden zijn die zo uiteenlopend als trapeze en voetjongleren. Ze is technisch bijzonder sterk, ze is gedreven, ze is veelzijdig en haar naam is Roxana Küwen Arsalan.

Roxana Küwen Arsalan

“Küwen is de zeer Duits klinkende naam van mijn moeder, en Arsalan komt van mijn vaders kant, uit Iran. Ze ontmoetten elkaar in een alternatief cultureel centrum in een kleine stad in het noordwesten van Duitsland. Mijn vader wou eigenlijk naar de VS, maar een visum was moeilijk te krijgen net na de Iraanse revolutie. Dus koos hij heel toevallig Duitsland als tussenstop, en hij is nooit verder geraakt.”

Hoeveel van je opvoeding was Duits en hoeveel was Iraans?

“Ik ben opgegroeid in Duitsland, maar mijn opvoeding was eigenlijk veel meer Iraans dan ik dacht. Dat is ook de reden waarom ik besloot mijn vaders naam aan mijn familienaam toe te voegen, want de voorbije jaren toerde ik als artiest gewoon onder mijn Duitse naam, Roxana Küwen. Ik had altijd het gevoel dat er iets ontbrak, maar ik vond het een beetje vreemd om zomaar een naam toe te voegen. Pas tijdens het onderzoek voor mijn nieuwe creatie realiseerde ik me hoeveel Iraanse invloeden er waren toen ik opgroeide. Dingen die echt normaal waren voor mij, maar die bij vrienden thuis helemaal anders waren. Ik herinner me bijvoorbeeld dat ik het altijd heel vreemd vond als er vrienden langskwamen die niet automatisch hun schoenen uitdeden. Wij hadden overal Iraanse tapijten, dus dan doe je je schoenen uit… Er speelde bij ons thuis vaak klassieke Iraanse muziek en ik had mijn favoriete Iraanse liedjes en aftelrijmpjes. Mijn vader sprak niet uitsluitend Perzisch met mij, dus als kind had ik wat basiskennis, maar toen ik twaalf jaar oud was besloot ik dat ik de taal echt wilde leren.”

Dus als we je nu in Iran droppen, kun je dan een vlot gesprek voeren?

“Ik weet het niet. Ik zou zeker een heleboel zeer beleefde, kleine gesprekken kunnen voeren, maar ik zou de inflatie van de laatste drie maanden in verband met de Amerikaanse buitenlandse politiek niet kunnen bespreken. Het hangt af van het onderwerp. De laatste tijd heb ik vooral alle babywoordenschat geleerd.”

Ik stelde de vraag omdat ik weet dat je werkt aan een nieuwe voorstelling met de Iraanse naam Omâ, maar zo spreek je het waarschijnlijk niet uit?

“Ja, er zit een letter in die niet bestaat in het Duits, of het Frans, maar wel in het Iraans. En het is eigenlijk een combinatie van het Duitse en Iraanse woord voor ‘grootmoeder’. Omâ is mijn beide grootmoeders samen. Ik was eigenlijk altijd al gefascineerd door de relatie tussen hen, maar dat realiseerde ik me pas na hun dood. Ze stierven slechts drie weken uit elkaar. Daarna begon ik dieper te kijken naar wat me fascineerde aan hen en aan hun relatie. Bijvoorbeeld dat ze veel dingen gemeen hadden. Dat zou je niet meteen denken van een Duitse oma en een Iraanse oma, zeker omdat ze elkaar nooit ontmoet hadden. Maar ze wisselden via mij bijvoorbeeld wel cadeautjes uit. Ze vroegen ook altijd: ‘Hoe is het nog met haar? Kookt ze nog altijd?’ Heel lief, eigenlijk. Ik ben dit nieuwe project gestart met het idee dat ze elkaar op een of andere manier via mij ontmoeten. Ze zullen elkaar artistiek ontmoeten in de voorstelling.”

Een geweldig idee, maar hoe wil je dat vertalen in circusgerelateerde technieken?

“Het was nooit mijn doel om hier een circusproject van te maken. Dat was, denk ik, een heel goed uitgangspunt, want toen ik mijn onderzoek begon stond ik er echt voor open dat het van alles kon worden. Een expositie, een video, een geschreven tekst, een installatie. Ik had geen idee. Dat was echt een geschenk voor me omdat ik mezelf daardoor geen druk oplegde. Beetje bij beetje realiseerde ik me dat mijn taal nog steeds die van de podiumkunsten is. Tijdens een vijf maanden durende cursus bij Lido onderzocht ik specifiek of er een circuskant aan dit project zat, en toen besefte ik: dit is mijn taal is, dit is mijn beroep, en dit is waar ik goed in ben.”

Je koos Lido als een plek om te gaan werken. Waarom wilde je daarheen?

Roxana Küwen Arsalan
©Christophe Reynaud de Lage

“Ik was al verhuisd naar Toulouse en ik had het geluk dat ze daar sinds kort een Projet Formation hebben lopen. Een cursus voor mensen die al een project hebben. Ze helpen je zowel op artistiek als productioneel vlak om uit te vissen welke richting je uit wil. Tijdens de lange covidwinter kon ik elke dag naar school, mensen ontmoeten en creëren. De hele cursus is gebaseerd op de Lidofilosofie met onderzoeksfasen, gevolgd door toonmomenten voor een kleine groep. Met de verkregen feedback werk je weer verder en dan toon je je materiaal opnieuw. Verder zijn er een paar intense inputsessies rond bewegingsonderzoek en theatrale expressie. Vooral het theaterwerk opende deuren voor mij, en dan specifiek het creëren van een personage. Dat aspect verkennen, samen met tekst, taal en stem vond ik bijzonder opwindend.”

Is er naast het verhaal van je twee grootmoeders nog iets anders dat je specifiek met deze voorstelling wil vertellen? Wil je je publiek doen lachen? Huilen? Nadenken?

“Het liefst al die dingen samen! Mijn oma’s waren een soort startpunt en hoe meer onderzoek ik deed, hoe meer invalshoeken ik ontdekte. Op dit moment kan ik nog veel richtingen uit, en ik probeer de ideeën wat op één lijn te krijgen. Een onderwerp dat zeker aan bod komt zijn mijn eigen privileges als een niet-Iraans uitziende persoon. Ik krijg altijd zeer verbaasde reacties als mensen horen dat ik deels Iraanse roots heb. Ik heb racisme nooit aan den lijve moeten ondervinden. Ik wil graag dat de toeschouwers zichzelf vragen stellen, wat verrast zijn en een klein beetje loskomen van de hokjesmentaliteit.”

Ik herinner me je als iemand met een grote arbeidsethos, die ook op circustechnisch vlak hard blijft werken en trainen. Doe je dat nog steeds? Push je jezelf nog altijd technisch als jongleur?

“Ik wou dat ik er meer tijd voor had. Al is dat natuurlijk ook een kwestie van prioriteiten stellen en je afvragen waaraan je tijdens een creatie het meeste tijd wil besteden. Ik hou nog altijd heel erg van een goeie technische training en om dingen heel ‘clean’ en perfect uit te voeren. Dat perfectionisme is trouwens een onderliggend thema in de voorstelling. In de zin dat ik mij afvraag of alles daarin perfect duidelijk en leesbaar moet zijn, of dat ik ook wat chaos en complexiteit toelaat.”

Omâ is een soloproject. Je vorige voorstelling Play Nice maakte je samen met Ariane Oechsner. Werk je nu op een andere manier dan toen?

“Natuurlijk moet ik nu zelf alle beslissingen nemen. Dat is het grote verschil. In zekere zin is dat geweldig, maar aan de andere kant is het ook verschrikkelijk omdat alle verantwoordelijkheden bij mij liggen. Bij het structureren van de onderzoeksfase of tijdens het schrijven van de show heb ik me wel gerealiseerd hoeveel ik geleerd heb van de creatie van Play Nice. Ik hergebruik de methodes die tijdens die creatie goed gewerkt hebben, en degene die niet zo nuttig waren ben ik gewoon al vergeten, hoop ik. Een heel concreet voorbeeld is dat we, als we eenmaal zeker wisten dat een bepaald jongleerpatroon deel van de show zou worden, we dat patroon analyseerden en het van alle kanten bekeken. We vroegen ons af: ‘Wat kan het vertellen?’ We schreven de verschillende opties op, om dan in een later stadium van de creatie te ontdekken wat de beste keuze was voor de voorstelling. Daarna namen we nog de tijd om die verder uit te diepen. Dat is ook het stadium waarin ik nu zit met Omâ. Ik probeer een globale structuur te scheppen om te kijken naar de scènes die ik tot nu toe heb gemaakt, om te proberen te zien wat ze allemaal kunnen betekenen en welke richting ze uit moeten gaan, afhankelijk van die globale structuur.”

Omâ is niet de eerste keer dat je over belangrijke onderwerpen wilt praten in je werk. In het research project CiNS heb je het over de vervolging van joodse circusartiesten in Nazi-Duitsland…

“Dat project bestaat intussen al meer dan 10 jaar. Ik maak deel uit van een zeer heterogene groep mensen van verschillende leeftijden, verschillende achtergronden en verschillende beroepen. Het collectief heeft veel geleden onder covid. We konden niet afspreken, niet repeteren en niet toeren met onze expositie. Ik hoop dat we komende zomer weer een kleine tournee hebben met onze voorstelling over Irene Bento, de vervolgde circusartieste. Dit project heeft me in elk geval geleerd dat je niet altijd perfect hoeft te weten waar je heen wil. We begonnen eraan zonder te weten dat het een voorstelling zou worden met livemuziek, circus, theater en tekst. Dat vertrouwen, dat de dingen wel zullen gebeuren, heb ik meegenomen voor Omâ.”

Als we nog iets verder terug in de tijd gaan, dan kunnen we het hebben over je opleiding aan ACaPA in Tilburg. Hoe kijk je daar nu op terug?

“Toen ik afstudeerde werd me gevraagd om een korte tekst te schrijven voor de school, en die werd gecensureerd… Ik had geschreven dat ik het waardeerde dat sommige dingen in de opleiding niet helemaal duidelijk waren en dat ik daardoor verplicht was mijn eigen weg te zoeken. Ik werd in zekere zin gedwongen om zelf te beslissen hoe ik wilde trainen, welke richting ik uit wilde met mijn techniek en wat mijn artistieke ambities waren. Die dingen hadden in de opleiding beter opgevolgd kunnen worden, maar dan stond ik misschien niet waar ik nu ben. Een goede opleiding biedt volgens mij het perfecte evenwicht tussen vrijheid en omkadering.”

Je hebt sindsdien heel veel getoerd, gespeeld en gecreëerd, maar enkele maanden geleden postte je op de sociale media een bijzonder onaangename ervaring.

“Ik had een supermooi wintercontract. Ik speel mijn act heel graag, en ik kon overdag trainen en aan mijn techniek werken en misschien zelfs nieuwe patronen uitproberen in de show. In de zomer stuurde ik mijn kostuummaten door naar de organisator, en kort daarna werd ik zwanger. Toen ik hem een mailtje stuurde om hem daarvan op de hoogte te brengen en te zeggen dat de kostuummaten wat aangepast moesten worden, kreeg ik als antwoord: ‘Je contract wordt verbroken, nog een fijne zwangerschap.’ Ik heb geantwoord dat ik mijn act perfect kon spelen zoals zij die aangekocht hadden, zonder artistieke of technische verschillen en dat ik in perfect goede gezondheid was. Hun tegenargument was dat ik niet alleen de productie, maar ook mezelf en mijn ongeboren kind in gevaar kon brengen. Tijdens een verschrikkelijk telefoongesprek kreeg ik te horen dat ik als circusartiest die besloot om zwanger te worden, niet verwonderd moest zijn als ik geen werk meer kon vinden. Ik vertelde hen over collega’s die tot hun zevende maand hadden verder gewerkt, terwijl ik tijdens dat contract in de vierde en vijfde maand van mijn zwangerschap zou zijn geweest. Ik stelde ook voor dat ik een speciale verzekering zou nemen, zodat zij – als er zich een medisch probleem zou voordoen – gedekt waren. Ik stelde voor dat ik een vervanger zou zoeken die indien nodig kon inspringen. Al die argumenten werden volledig genegeerd. Ik ben toen lid geworden van een artiestenvakbond, en zij bezorgden me een advocaat. Vanaf toen gebeurde de communicatie eigenlijk alleen maar via hem. Gelukkig maar, want na dat eerste telefoontje had ik uit pure frustratie mijn gsm kapot gegooid. Ik zat toen heel diep en ik kon niet eens mijn vrienden bellen om te vertellen wat er net gebeurd was… Eerst probeerden ze me nog de schuld in de schoenen te schuiven, beweerden dat ik hen geld schuldig was omdat ze nu een vervanger moesten zoeken. Ze gaven ook gewoon toe dat ze geen zwangere vrouw op het podium wilden toelaten omwille van hoe dat er zou uitzien voor het publiek. Dat is volgens mij de basisreden waarom ze me eruit hebben geschopt. Maar uiteindelijk ben ik niet zo geïnteresseerd in wat nu de echte reden was. Voor mij is het duidelijk. Zolang een artiest zegt: ‘Ik voel me hier veilig bij, ik voel dat mijn ongeboren kind hier veilig bij is,’ is er geen probleem. Van zodra ik samen met mijn advocaat een rechtszaak had gepland zijn ze bijgedraaid, en hebben ze een overeenkomst voorgesteld die wij al drie maanden eerder aangeboden hadden. Alleen onder druk van die komende rechtszaak hebben ze me min of meer betaald wat ik verdiend zou hebben als ik gespeeld had. Ik besloot uiteindelijk om niet naar de rechtbank te stappen omdat mijn advocaatkosten steeds hoger werden, maar dat was een moeilijke beslissing voor mij. Ik miste daardoor de kans om de zaak nog meer ruchtbaarheid te geven. Daarom heb ik uiteindelijk het hele verhaal onder mijn eigen naam op sociale media gepost.”

Het naïeve beeld van die fijne, open en progressieve circusgemeenschap krijgt een stevige knauw… Was jij zelf ook verrast?

“Ik had het helemaal niet verwacht, maar vooral omdat ik er zo zeker van was dat ik mijn act perfect kon blijven spelen. Het is een heel vreemd gevoel als iemand je de les leest over wat goed voor je is en wat niet. Ik heb al te maken gehad met andere vormen van seksistische discriminatie, van seksistische opmerkingen backstage tot de discussies met presentatoren dat vrouwelijke artiesten niet altijd als ‘mooi’ aangekondigd moeten worden. Toch was dit, voor mij, van een compleet andere orde.”

Wat waren de reacties op je verhaal?

“Ik kreeg reacties van vrouwen die hetzelfde hadden meegemaakt, die mij bedankten. Ook mannelijke vrienden en collega’s steunden me en begrepen dat mijn verhaal ook ging over gendergelijkheid voor iedereen en over de mogelijkheid om een gezin te combineren met de realiteit van een toerende circusartiest. Ik kreeg ook veel steun van collega’s die me vertelden waar ik heen kon en welke acties ik kon ondernemen. In juni vorig jaar hebben we het IFC (Initiative Feministische Circus, red.) opgericht, een feministisch netwerk dat zich bezighoudt met circus en circuspedagogiek en dat andere perspectieven wil openen voor opleidingen, voorstellingen, programmering en festivals. We willen het belang onderstrepen van inclusief taalgebruik in circusonderwijs en in het professionele circusveld. Uiteindelijk ben ik hier sterker uit gekomen.”

Wat wil je nog graag voor jezelf de komende jaren?

“Ik wil graag Omâ afwerken en ermee op tournee gaan. Als het even kan ook de uitvinding van koolstofneutraal reizen, om af en toe nog eens een fancy internationaal contract te kunnen doen. Verder een betere naam voor ons feministische collectief, nog meer feministische connecties en waarom niet op een dag een piepkleine circustent en een tournee op het platteland. Op dat vlak ben ik ook wel een circusromanticus. Zolang het niet regent.”

www.roxanacircusartist.com

Auteur: Bram Dobbelaere
Dit artikel verscheen in Circusmagazine #72 (september 2022)