‘Ik wil niemand een lesje leren.’ La Campistany en de viering van het haar

Buiten doet de zon haar felle ding, maar in de goed uitgeruste creatieruimte van Budascoop in Kortrijk zijn het de spots die hun werk doen. Ze schijnen op Julia Maria Campistany Alabareda, een Spaanse trapezefurie die met steun van de werkplaatsen haar tweede voorstelling aan het maken is.

La Campistany ©Michiel Devijver
©Michiel Devijver

Geboren en getogen in Alella, een dorpje 20 kilometer ten noorden van Barcelona, beleefde Julia als kind zorgeloze jaren. “Ik had een geprivilegieerde jeugd, mag ik wel zeggen. Ik groeide op in een erg liefdevolle familie, erg luid ook. (lacht) Het was gemakkelijk. De mooiste herinneringen heb ik aan de lange zomers op het strand. Ik voelde me helemaal vrij.”

Hoe heb je circus ontdekt?

“Ik denk eerder dat circus mij ontdekt heeft. Als tiener deed ik amateurtheater. Op een dag zei een goede vriendin: ‘Ik heb iets tofs meegemaakt op een coole plek, echt iets voor jou.’ De dag erna belde ik naar die plek, het bleek Cronopis te zijn, een circuswerkplaats in Mataró, enkele kilometers meer naar het noorden. Ik schreef me meteen in voor lessen doek en later ook trapeze. Ik vertrouwde mijn vriendin blindelings: als zij zei dat ik dat moest doen, dan deed ik dat gewoon.”

Heb je na het middelbaar meteen voor de circushogeschool gekozen?

“Nee, totaal niet. Circus was gewoon een van de hobby’s die ik deed. Ik ging met Erasmus naar Delft in Nederland om er ingenieur te studeren. Die studie heb ik ook afgewerkt. Ondertussen had ik via via enkele circusmensen leren kennen, en ook Codarts (de Rotterdamse circushogeschool, red.). Ik besloot om ervoor te gaan en schreef me in voor de audities. Ik had nooit gedacht dat ik toegelaten ging worden – ik was 24 en was niet bezeten bezig met circus. Maar ik geraakte binnen en ik dacht: oké, deze trein moet ik nemen. Na vijf jaar ingenieursstudie begon ik aan vier jaar circus. Opnieuw in Nederland. Niet iedereen van mijn familie was even enthousiast. (lacht) Maar achteraf gezien heb ik toen echt de juiste beslissing genomen.”

Heb je genoten van de tijd in Codarts?

“Over het algemeen: ja. Maar in het begin was het echt heel zwaar. Ik was die fysieke training totaal niet gewoon. Ik was zo moe, elke dag opnieuw. Ik voelde het tot in mijn nagels, bij wijze van spreken. Ik kende mijn eigen lichaam te weinig, mijn grenzen. Ik deed het allemaal op intuïtie, maar dat was niet voldoende. Op fysiek vlak voelde ik me echt wel verloren. De meer artistieke lessen, onderzoek en zo, vond ik de max. They made my day. Nu ben ik blij dat ik door die periode ben gegaan, dat ik zo een volledige opleiding heb genoten. Zonder dat verplichte engagement, die 100% inzet voor circus, zou ik hier nu niet gestaan hebben.”

Trapeze is al jarenlang je hoofddiscipline. Wat maakt trapeze zo bijzonder?

“Typisch voor de static trapeze is dat het eigenlijk een soort van vloer in de lucht is. Dat geeft je veel mogelijkheden. En beperkingen; ook uitdagend. Wat me in het begin – als tiener – al opviel was de ruimte tussen de trapeze en de vloer. Doek maakt contact met de vloer, trapeze niet. Je hebt een frame en daaronder de leegte. Ik kan je niet precies vertellen wat me zo aantrok, maar ik herinner me dat ik dacht: waauw, dit wil ik proberen. In de loop der jaren heb ik vaak getwijfeld of het wel mijn techniek was, maar vandaag ben ik er heel blij mee.”

Je krijgt er nooit genoeg van?

“Ja, natuurlijk, soms wel. Ik krijg soms ook genoeg van mezelf. Maar nee, ik ben eraan toegewijd. Het is een van de dingen in mijn leven waar ik het langst aan toegewijd ben. Ik mediteer niet – alle respect voor degenen die dat wel doen – maar wanneer ik in de trapeze ben, krijg ik volgens mij een gelijkaardig gevoel. Het laat me toe om alleen maar te focussen op mezelf, in het moment. Dat is heerlijk.”

Hoe vertaal je die focus op jezelf naar iets brengen voor een publiek?

“Ah, maar dat is totaal iets anders. Training en de connectie met de trapeze staan aan één kant, een voorstelling maken voor een publiek staat aan de andere kant. Ik doe ook niet louter trapeze voor het publiek, hé. Ik doe het publiek een voorstel, waarbij trapeze één van de elementen is. Ik wil meer brengen dan het pure fysieke werk.”

De uitgepuurde traagheid van een Chloé Moglia is niet jouw ding?

“Ik bewonder Chloé enorm, ze inspireert me door wat ze zegt en doet. Maar ik maak andere voorstellingen. Soms zou ik wel willen in het puur fysieke blijven – zoals tijdens het trainen – maar het lukt me nooit.” (lacht)

La Campistany ©Michiel Devijver
©Michiel Devijver

Je behoort met andere woorden niet tot de strekking binnen de circuskunsten waarbij de fysieke training quasi zonder franjes op het podium gebracht wordt?

“Inderdaad. Voor mij is trapeze een van de vele tools die ik gebruik. In mijn eerste show It Happened komt daar beweging, theater, livemuziek en humor bij. Ik geef ook graag onderliggende boodschappen mee, zonder woorden wel te verstaan. It Happened gaat over falen. Het beeld van de mooie en perfecte trapezeartieste wordt al snel doorprikt, ze faalt constant. Gaandeweg wordt het een komedie.”

Hoe zit het met de voorstelling die je momenteel aan het maken bent?

“Ik sta aan het begin van de creatie; dit is mijn derde residentieweek. Het startpunt is haar, als in: het haar van mensen. De werktitel is Peluda, Catalaans voor behaard. Ik zit nog midden in de onderzoeksfase: uitproberen, zoeken en doen. Een heerlijke periode. Vandaag ben ik met een meterslange vlecht aan het experimenteren, met haardrogers, met plukken geknipt haar, met scharen. Scharen zijn ideaal voor mouth balancing, heb ik ondervonden; een oeroude Chinese discipline waarbij je met een object in je mond andere objecten in evenwicht houdt. Ik ben er al enkele jaren mee bezig, maar nu dus voor het eerst met scharen. Superinteressante objecten, trouwens: erg alledaags, maar toch heel gevaarlijk.”

Waarom heb je voor het menselijke haar als concept gekozen?

“Om een aantal redenen. Het is iets dat nauw bij mezelf aansluit. Al heel mijn leven word ik geassocieerd met haar: Julia, het meisje met de vlecht. Of het meisje met het lange haar. Als kind was ik erg behaard, dat was niet altijd zo fijn… Het is heel interessant hoe haar ervoor kan zorgen dat je als mooi wordt gepercipieerd, of juist als ‘niet mooi’. Terwijl het hetzelfde haar is. Op je hoofd is het prachtig, maar elders op je lijf is het vies. Heel absurd, maar wel bepalend voor hoe mensen zich voelen. Die dualiteit is boeiend om te onderzoeken. Ook fascinerend is dat haar altijd blijft groeien, hoe oud je ook bent. Zelfs na je dood. Het is iets dat wil blijven. En ten slotte zijn er tal van universele acties verbonden aan haar: knippen, wassen, kammen, drogen, … Bijna rituele momenten van zorg en verzorging.”

Hoe maak je keuzes in deze fase van je onderzoek?

“Ik probeer momenteel zo weinig keuzes te maken. Dat is voor later. Maar wanneer ik bij het experimenteren merk dat er een dualiteit opduikt – bijvoorbeeld tussen schoonheid en lelijkheid, of zelfs afkeer – ja, dan wordt het interessant, natuurlijk.”

Kijk je al uit naar de volgende fase?

“Nee! (lacht) Dat is ook het enige nadeel van de huidige onderzoeksfase: het besef dat je nu wel volledig loos kan gaan, maar dat je binnenkort toch eens zal moeten structureren, organiseren en beslissen. Maar ik geef mezelf voldoende tijd. Voor het onderzoek trek ik 5 à 6 residentieweken uit, en de uiteindelijke voorstelling wil ik pas klaar hebben tegen de herfst van 2023.”

Werk je samen met andere mensen?

“Heel zeker. Ik kan niet goed alleen werken, ik heb nood aan de input van anderen. In deze periode nodig ik bijvoorbeeld verschillende mensen met verschillende expertises uit om telkens een dagje te komen meedraaien. Dat helpt me enorm. Later, bij het maken van de voorstelling, hou ik die breed uitwaaierende cirkel liefst zo klein mogelijk. Dat werk ik met iemand bij wie ik me goed voel, met wie ik een juiste connectie heb.”

Maar je hebt die persoon nog niet gekozen?

“Tijdens het schrijven van het dossier, het zoeken naar partners, residentieplekken en middelen, had ik wel iemand op het oog, maar die optie is weggevallen. Sowieso was dat een theoretische keuze. Nu wacht ik doelbewust tot de onderzoeksfase is afgerond, tot ik weet in welke richting het materiaal evolueert, om dan die belangrijke knoop door te hakken.”

La Campistany ©Michiel Devijver
©Michiel Devijver

Dat lijkt mij nog een goede manier van werken.

“Om eerlijk te zijn: ik heb geen idee. Het is niet dat ik al 35 creaties achter de rug heb en kan terugvallen op een doordacht systeem. Ik ben aan het leren. Ik heb het gevoel dat alles wat ik doe trial and error is. Wat op zich geen probleem is. Na een tijdje besef je dat we allemaal proberen, vallen en opstaan. Bijleren is ook gewoon tof.”

Wil je een avondvullende show maken?

“Dat is geen doel op zich. Mensen zeggen me vaak: je moet toch een voorstelling van minstens een uur maken, anders word je niet geboekt. Maar eerlijk: dat vind ik echt niet belangrijk. It Happened duurt 35 minuten. Voor mij is dat perfect. Ik weet één ding: ik ga er geen extra tien minuten bij lappen om aan een bepaalde duur te geraken. Het hangt allemaal van het materiaal af.”

Wil je met je voorstelling iets zeggen over de positie van de vrouw en het lichaam in onze huidige maatschappij?

“Natuurlijk wel, absoluut, maar zeker niet expliciet. Ik wil niemand een lesje leren. Het moet juist een viering worden, een celebration. Een viering van het haar. Het is aan elke toeschouwer om er voor zichzelf een oordeel over te vellen. Ik heb mijn eigen opinies, en natuurlijk gaan die doorschemeren in mijn werk, maar het is niet mijn doel om aan het publiek te verkondigen wat ik denk. Maar als mensen na het zien van mijn voorstelling beginnen nadenken over een aantal zaken – zoals de eenzijdige beeldvorming rond het vrouwelijke lichaam – ja, dat zou wel fijn zijn. En met ‘mensen’ bedoel ik werkelijk iedereen, ook mezelf en mijn familie. We zijn allemaal opgevoed en opgegroeid met een scheefgetrokken, een biased mensbeeld.”

Wat is je doel als artiest?

“In het algemeen? Communiceren. Altijd als ik op scène sta, wil ik iets brengen waar mensen deel van uitmaken: ofwel omdat ze als toeschouwer letterlijk bij de voorstelling betrokken worden, ofwel omdat ze iets zien waardoor ze geraakt worden. Uiteindelijk is het een dialoog, of dat zou het toch moeten zijn. Dus ik probeer steeds beelden, elementen of situaties te vinden waartoe het publiek zich kan verhouden. Een soort van dialoog installeren, dat is mijn doel. Zowel in het leven als op scène.”

Is dat ook je definitie van kunst?

“Dat is mijn persoonlijke definitie, ja. Maar kunst heeft zoveel verschillende definities. Ik zeg altijd: mijn grootmoeder die kookt, dat is kunst. Om maar te zeggen: kunst is heel subjectief.”

En durf je je wagen aan een definitie van circus?

(draait met de ogen) “Pfff, there we go. Het verandert constant, nee? Gelukkig maar. Maar wat circus voor mij betekent, is: mogelijkheid. In circus heb ik de plek gevonden om mezelf te uiten via verschillende kanalen. In dans en theater was dat niet het geval. Verder zie ik veel voorstellingen die voor mij echt circus zijn, maar die uiteindelijk maar weinig met elkaar te maken hebben. Neem nu Circus Ronaldo versus Mardulier en Deprez: die staan toch mijlenver van elkaar? En toch is het allebei circus, geen twijfel mogelijk.”

Wat zijn je dromen?

“Mijn grootste droom is om kalm te zijn. Om een soort van rust te bereiken. Maar ik vrees dat dat nooit gaat lukken. Verder wil ik in het circusveld actief blijven. Wat ik nu doe, zie ik mezelf nog voor lange tijd doen. Ik zou ook graag iets maken met veel mensen. Een groot collectief zoals Collectif Malunés: ik bewonder dat enorm. Maar ik weet dat dat héél veel energie vraagt, dus of het ooit zal lukken, is een ander paar mouwen.”

www.lacampistany.wixsite.com

Auteur: Maarten Verhelst // Fotograaf: Michiel Devijver
Dit artikel verscheen in Circusmagazine #71 (juni 2022)