Entree: Aangenaam

Een redactielid van Circusmagazine laat zijn of haar licht schijnen op de wonderlijke (circus)wereld. Klom deze keer in de pen: Katrijn De Bleser.

Katrijn De Bleser ©Michiel Devijver
©Michiel Devijver

Vers. Dat is hoe ik me nog steeds voel na een jaar werken voor Circuscentrum en als nieuw redactielid van Circusmagazine. Misschien zelfs een beetje een vreemde eend, een rare snuiter, een klassieke clown in het hedendaagse circusveld. Dat ding over klassieke clowns met een rode neus, te grote schoenen en een oversized jasje, wat is dat? Is dat circus? Wat is circus? Dé vraag die het voorbije jaar steeds opnieuw voorbij kwam, en dan vooral bij het maken van de nieuwe website over circus in Vlaanderen. Welke artiest mag mee in het circushokje? Welke acrobaat balanceert op het randje van hedendaags circus of is net niet professioneel genoeg? En waarom dan? Tegen wie moeten we zeggen dat ze maar beter een ander kotje gaan zoeken waar ze netjes in passen?

En toch. In de carrousel van (figuurlijke) stokpaardjes, clowns, circustenten, hedendaagse artiesten en ‘de grote wat-is-circus-show’ passeerde ook steeds opnieuw de vraag om het breed te houden, om vooral niet in hokjes te denken, om hashtagthisiscircus zo ruim mogelijk te gebruiken. Want circus is net de zoektocht naar raakvlakken met andere kunstvormen. En de carrousel draait door. Een carrousel die al een jaar lang draait en draait en draait. Terwijl ik mijn best doe om mee te draaien zonder dol te draaien. Stop. Hoe moeilijk kan het zijn? Pluk gewoon wat uit de carrousel en steek het netjes in zijn hokje. Een circushokje, het hokje van een kunstenaarsvisum of dat zonder, het hokje van een groot circusatelier of dat van een klein atelier, ‘een keuze’ tussen wel financiële steun en roeien met de (vrijwillige) riemen die er zijn (p. 20).

Geef me handvaten, schrijf me richtlijnen, vertel me wat circus is, want deze rode neus hangt maar wat te bengelen aan de rand van de carrousel. Als Mardulier & Deprez (p. 8) de rol van een borstel en een canvas in vraag mogen stellen, als ze bijna veertig minuten mogen vullen met een indommelende Ruben en een slaperige Michiel op de trein, mag ik dan concluderen dat er geen definitie is voor circus? “Toch wel, da’s anekdotisch circus, ze gebruiken hun circusskills als tools om de wereld te onderzoeken.” Waarom krijgt dat een speciale naam? Doen Ruben en Michiel niet gewoon wat ze fijn vinden? Willen ze niet gewoon te weten komen wat de effecten van hun onderzoeken zijn? Of ben ik nu anekdotisch circus aan het definiëren?

Ergens achteraan tegen de as van de carrousel plakken nog enkele traditionele circussen, zoals Wiener Circus (p. 38) . Vandaag hebben ze duidelijk hun eigen hokje, heel afgebakend, netjes apart. Bijna zoals ik vandaag, positief getest op COVID, geïsoleerd, afgesloten van de buitenwereld. (Shit, ik ging dat onderwerp hier volledig mijden. Mislukt.) Maar liggen die klassieke circussen niet net mee aan de basis van wat circus vandaag is?

Na deze pagina volgt een magazine vol interessante circusartiesten. Ik nodig je uit om de artikels te lezen over acrobaat Manon Verplancke (p. 6), jongleuse Liza Van Brakel (p. 34), acrobaat Simon James Reynolds (p. 28) en het vers bloed van Salto Amortale (p. 14) en om na elk artikel na te denken waarop ze zich zouden geïnspireerd hebben, wat aan de basis van hun creaties ligt? Zou ik je zelfs durven vragen om dé vraag te stellen: is dit circus? En waarom dan wel?

Misschien zal ik me binnen tien jaar nog steeds een rare clown voelen, op en neer gaand in de carrousel. Misschien is dat net circus. Misschien mag iedereen gewoon vrij rondlopen, van stokpaard naar de noodzakelijke hokjes en misschien moeten we meteen ook wat dansers, muzikanten, commissieleden, politici en beeldende kunstenaars uitnodigen voor een gratis ritje.

Of dat niet gevaarlijk is? Circus is nu eenmaal altijd het risico nemen om te mislukken.

Auteur: Katrijn De Bleser // Fotograaf: Michiel Devijver
Dit artikel verscheen in Circusmagazine #70 (maart 2022)