Alexander Vantournhout aan de slag met hamer en vlag

Circus in zijn DNA, danser op de scène, groot geworden op buitenlandse podia nog voordat Vlaanderen hem écht leerde kennen. Alexander Vantournhout is een lichaamskunstenaar met een verhaal, een eigen taal en een brede blik op het kunstenveld in Vlaanderen en ver daarbuiten. Een gesprek met een kunstenaar die het aandurft om specifiek circus te definiëren, tegelijk hoopt op het hybridiseren van kunstvormen en ook nog wat te vertellen heeft over zijn nieuwste creatie VanThorhout.

Van Thorhout ©Bart Grietens
©Bart Grietens

Een doodgewone straat in hartje Roeselare, daar moet studio Wood Cube van Alexander Vantournhout ergens te vinden zijn. De rust van de straat staat in schril contrast met het leven achter de grote poort die alles behalve het gevoel van een creatiestudio uitstraalt. Helemaal achteraan in het gebouw, in studio Wood Cube, wordt vol overgave gecreëerd, gerepeteerd en gereflecteerd. Alexander is duidelijk trots op wat hij daar heeft en laat dat maar al te graag zien: niet enkel het gebouw, ook de mensen die er hun creativiteit de vrije loop laten. Hij vertelt over hoe de studio er kwam, wat er allemaal gebeurt en ook al even over de voorstellingen die er gemaakt werden. Studio Wood Cube straalt creativiteit uit, ik voel het bruisen van de plek, de pollen vol ideeën die er door de lucht zweven, het zweet dat er gezweet is om creaties te maken. “We gaan naar het huis van mijn ouders, daar kunnen we wat rustiger praten,” zegt Alexander.

De tuin van het huis brengt inderdaad wat rust, een tent geeft schaduw. Een perfecte setting om een en al oor te zijn voor Alexander en wat hij te vertellen heeft over circus, over zijn visie op de kunstenwereld en over zijn nieuwste voorstelling VanThorhout. “De voorstelling is ontstaan tijdens de eerste lockdown in 2020, ik kreeg carte blanche van Les Subsistances in Lyon om een kunstwerk te inaugureren en daar werd het project opgepikt door La Fondation d’entreprises Hermès. De god Thor was het startpunt van de creatie, VanThorhout werd meteen ook een verwijzing naar mijn achternaam die onmogelijk uit te spreken is in het buitenland. Voordat er effectief gecreëerd werd, deed ik onderzoek naar de hamer van Thor, de zogenaamde mjölnir. Dat is een hamer met een opvallend grote steen in verhouding met het korte handvat, waardoor de hamer, in tegenstelling tot een gewone hamer, geen hefboomeffect creëert maar puur op kracht werkt. Net zoals je een steen zou nemen en daarmee ergens tegen zou slaan. De mjölnir staat dan ook symbool voor mannelijkheid en kracht. Ik maakte nu net het omgekeerde: een fijne hamer die maar drie kilo weegt maar wel een heel lang handvat heeft, net geen mannelijk krachtsymbool dus. Langs de andere kant blijft het wel nog steeds een hamer, een wapen. Dit bijzondere wapen kan ik manipuleren aan de hand van kinetisch potentieel, door de beweging die ik ermee maak, niet puur op kracht. Juist omdat de hamer zo lang is, kan ik hem enkel manipuleren als hij in beweging is. Het is net die vorm van manipulatie die interessante vragen oproept, zoals wie manipuleert wie?”

Dit doet denken aan de bowlingbal in je andere voorstelling Screws, die aan het uiteinde van de arm hangt en zo beweging veroorzaakt.

“Het is dat soort onderzoek, maar dan met een hamer die makkelijker hanteerbaar is dan de bowlingbal. Het moest een heel licht en manipuleerbaar object worden, wat nog niet zo eenvoudig was om te maken. Na heel wat onderzoek kozen we voor een hamer die bestaat uit carbon en hoogtechnologisch fiberglas. Meer dan drie jaar werkten we aan de hamer om hem te maken zoals hij nu is. Aan het uiteinde is de hamer zwaar en aan de binnenkant heel licht. Op die manier draait hij veel makkelijker. Het blijft een hamer, dus hij staat nog steeds symbool voor mannelijkheid, maar daarnaast staat hij ook voor manipulatie in combinatie met de symboliek van een werktuig dat als circusdiscipline wordt ingezet.”

Juist, ja. Wat je doet is circus, dan? Of dans? Of theater?

“Ik denk dat het een beetje én circus, én dans, én theater kan zijn. Ik spreek liever over circografie. Circus zit in mijn DNA. Soms ga ik er van weg, nu kom ik er terug wat dichter bij. Voor mij is circus de interdependentie met het object.

Van Thorhout ©Bart Grietens
©Bart Grietens

Daarom durf ik zeggen dat jonglerie geen circus is, aangezien er geen onderlinge samenhang tussen individu en object is. Als jongleur kan je een bewegingstaal uitvoeren waarbij het lichaam onveranderd blijft. Voor mij is jongleren een op zichzelf bestaande kunstvorm, meer een choreografie met objecten. Met circus kan je een bewegingstaal bereiken die andere principes en vragen oproept. Je bereikt een soort van inter- of intradependentie met dat object, en samen met dat voorwerp kan je een andere taal brengen.
Nog beter om circus te definiëren: circus is een non-collaboratieve kunstvorm waarbij het individu zich diversifieert van de ander. In dans, bijvoorbeeld, is dat niet het geval. Een danser zal zich in de praktijk niet diversifiëren van een andere danser, hij zal wel zeggen ‘al is ieder lichaam uniek en interpreteert iedere danser de bewegingen steeds met dat eigen lichaam, ik kan deze dans lichtjes anders uitvoeren dan een ander.’ Een circusartiest zal eerder zeggen: ‘dit is mijn truc.’ Die gaat altijd op zoek naar het originele, naar het uitmuntende. Met non-collaboratief bedoel ik dus niet ‘solo’, wel ‘wat zich diversifieert van een andere artiest’. Een beetje het omgekeerde van Wikipedia, dát is circus: iets wat enkel wij kunnen en wat we niet delen met de hele wereld. Iets merkwaardig, iets dat waardig is om op te merken.”

Jij durft het aan om circus te definiëren?

“Het is belangrijk om dingen te durven benoemen, het is beter om dingen gewoon te zeggen in plaats van steeds in het vage te blijven. Op die manier kunnen anderen tenminste akkoord gaan of helemaal niet akkoord zijn, maar enkel zo gaan we ook vooruit. De discussie zelf is steeds het interessantste. Dat wil echter niet zeggen dat ik binnen tien jaar nog steeds akkoord zal zijn met wat ik vandaag zeg. Ik ben kunstenaar, geen academicus, dus ik definieer vandaag en ik herdefinieer morgen. Dat is uiteraard gewoon een middel om tot het resultaat te komen: een voorstelling maken.”

Je zei ooit dat het label ‘circus’ deuren net niet opent?

“Het probleem in Vlaanderen is dat we circus nog te eng definiëren, helemaal anders dan in Frankrijk. Welk kunstenhuis programmeerde circus pakweg tien jaar geleden? Zelfs op Theater aan Zee was er geen circus. Dat is ook normaal, want zeker toen was circus in Vlaanderen nog niet iets waar volwassenen samen naar gingen kijken, het was iets voor kinderen of voor families. Als ik naar een circusvoorstelling ga kijken, wil ik beschouwd worden als een volwassen toeschouwer, ik wil uitgedaagd worden. Dat ontbrak in Vlaanderen. Circus stond niet ver genoeg, het label was niet opengebroken. Er werd enkel herbevestigd wat er was.
Ik laat programmatoren zelf beslissen hoe ze mijn voorstellingen labelen, net omdat het heel erg afhankelijk is van de cultuur die er heerst. In Duitsland zou mijn compagnie not standing gewoonlijk niet het label circus krijgen omdat circus daar nog geassocieerd wordt met variété. In Azië denken ze bij circus dan weer aan de Opéra de Pekin, dus ook daar passen we niet onder het circuslabel. Alles is afhankelijk van de manier waarop het publiek circus en dans definieert.”

De laatste jaren veranderde de programmatie van circus in kunstenhuizen stilletjes aan. Het gaat de goede kant op?

“Er is een evolutie waar te nemen, inderdaad. De Vlaamse circussector is de laatste tien jaar duidelijk aan het groeien en aan het professionaliseren, waar we alleen maar tevreden mee kunnen zijn. Langs de andere kant is het spijtig dat de circussector zo alleen aan het groeien is. De Vlaamse circuswereld kent de wereld van de podiumkunsten, zoals dans, theater, performance, die alomtegenwoordig zijn in de kunstencentra, vaak nog te weinig en vice versa. Ik denk dat we van beide kanten meer moeten hybridiseren. In Vlaanderen is er op dit moment maar één dansfestival terwijl er tien keer meer circusfestivals zijn en toch wordt circus nog steeds amper opgenomen in de programmatie van kunstencentra. Er is nood aan een bredere vernetwerking op alle niveaus.

Misschien moeten we minder denken in labels en meer werken in thema’s. Een voorbeeld. Een festival waar eerst het thema ‘migratie’ wordt gekozen en waar pas de tweede stap is om te gaan zoeken naar dans-, theater- en circusvoorstellingen die binnen het thema kunnen geprogrammeerd worden. Blijven we enkel luid ‘Circus!’ roepen, dan blijven we ons isoleren. Het is beter om in de wereld van een ander binnen te kruipen. Waarom is er in Vlaanderen nog nooit een opera opgevoerd met circus? In het buitenland deden ze dat wel al. We moeten ons uiteraard geen illusies maken, het zal een werk van lange adem zijn om een ander veld eerst goed te leren kennen.”

Moeten we op een andere manier out of the box gaan denken?

“Ja, maar we moeten niet noodzakelijk steeds het warm water willen uitvinden. De circuswereld gebruikt zelden ideeën om andere ideeën te genereren. We need to be careful which ideas we use to think other ideas with, schrijft Donna Harraway, waar ik telkens terug aan denk in vele contexten. Waarmee ik wil zeggen dat het vooral gaat om het herdenken van de fundamenten. Een circusstudent die naar een circusschool gaat, kiest meestal uit de bestaande disciplines, die met relatieve zekerheid na een drietal jaar een virtuoze praktijk kunnen genereren. Handstand canes, bijvoorbeeld, dat is een bijzonder oninteressant object op scène. Het publiek weet meteen wat er gaat gebeuren, aangezien die dingen voor weinig anders kunnen ingezet worden dan voor handstand. In tegenstelling tot bijvoorbeeld een vlag. Wat kan ik daarmee bereiken? En wat kan ik bereiken als ik een hamer manipuleer? Het kan alle kanten uit. Affordances – het woord komt letterlijk van to afford: waar leent het object zich toe? – worden belangrijk. Ik geef graag het voorbeeld van de mok met het oor. Zelfs als je het niet kent, weet je dat je de tas aan het oor moet vasthouden. Het oor van een tas wordt een ‘gewoonlijke affordance’ genoemd. Maar designkoppen hebben soms geen oor, maar een staafje aan de zijkant, hoe moet je het dan vasthouden? Het object dat ik graag zou willen circussen, wordt bepaald aan de hand van ‘ongewoonlijke affordances’.”

©Michiel Devijver
©Michiel Devijver

Nog even terug naar VanThorhout. Het werd een solovoorstelling waarin je, behalve met de bijzondere hamer, ook met een vlag op het podium staat?

“In het laatste deel manipuleer ik een witte vlag, je zou kunnen zeggen dat het om een vredesvlag gaat. Maar symboliseert de witte vlag wel nog overgave, wapenstilstand of vrede? Is een hamer wel nog echt een werktuig? Da’s interessant als je bedenkt dat op de vlag van de Sovjet-Unie net een hamer staat afgebeeld. Het is dus een heel symbolisch ‘werktuig’ dat ik op scène breng. Dat alles manipuleer ik op een originele manier om er zo nieuwe betekenissen aan te geven. Hetzelfde met de vlag: beiden zijn polymorfisch, zowel de hamer als de vlag muteren van vorm.
Behalve de hamer en de vlag is er ook een zonnebril op scène, die draag ik aan het begin van de voorstelling. De bril verwijst naar de eerste zonnebril die werd uitgevonden, die van de Inuit, zo’n bril met een gleufje. Het dragen van de bril anonimiseert mij volledig. Neem daarbij de hamer, dat nog steeds een wapen is, in mijn hand en dat maakt een gevaarte op scène. Het publiek voelt het gevaar. Dat is, behalve door de beweging die ik met de hamer maak, ook te danken aan de opstelling die circulair is en zo nabijheid creëert. De toeschouwer is meer een getuige dan een toeschouwer.”

Hoezo is de toeschouwer meer een getuige?

“Er is geen muziek tijdens de voorstelling, ook geen speciaal ontworpen theaterlicht – enkel eenvoudige tl-lampen zorgen voor de verlichting als dat nodig is, afhankelijk van de locatie. Een gewone theaterzaal leent zich niet voor deze voorstelling. In moduleerbare zalen, musea of in een kerk kan het wel. De nabijheid en de circulaire opstelling zorgen ervoor dat de toeschouwers behalve mij ook elkaar waarnemen. De kinetische empathie wordt weerspiegeld in de andere toeschouwers. De toeschouwers voelen zich één met elkaar.
VanThorhout is eerder performance art dan performing arts. Elke voorstelling zal bovendien anders zijn. Ik zal de hamer en de vlag proberen te manipuleren, dat heb ik zelf een beetje in de hand. Maar de objecten manipuleren mij ook. Wie beïnvloedt wie? Het kan altijd fout gaan, wat dan weer heel typisch is voor circus. Als het niet kan fout gaan, is het geen circus.”

www.notstanding.com

Auteur: Katrijn De Bleser // Foto's: Bart Grietens en Michiel Devijver
Dit artikel verscheen in Circusmagazine #72 (september 2022)