De Palestijnse Circusschool is geen onbekende voor wie bezig is met circus. Vorig jaar regelmatig in het nieuws omwille van de gevangenschap van één van hun lesgevers. Onlangs nog de spraakmakende uitwisseling met de Brusselse circusschool Zonder Handen en de prachtige documentaire ‘What happened in the tent’ van Majd Khalifeh en Roel Nollet die daar het resultaat van was. Maar hoe is het nu om dagelijks een circusschool te runnen in bezet gebied? Hoe bewaak je je pedagogische en artistieke visie als alles rond je bepaald wordt door een ontwrichtend conflict? Wij spraken met Jessika Devlieghere, de Belgische medeoprichtster van de school.
Waar liggen de wortels van de Palestijnse Circusschool?
Jessika Devlieghere: “Ik was al enkele jaren betrokken bij de organisatie van zomerkampen in de vluchtelingenkampen in Libanon. In onze zoektocht om een artistieke en culturele ervaring aan te bieden aan die kinderen, kwamen we uit bij enkele lesgevers van Cirkus in Beweging (onder wie Veerle Bryon, oprichtster van Zonder Handen, red.) die ons vergezelden op het kamp in 2000. In drie weken tijd werkten we naar een voorstelling toe die werd opgevoerd voor familie, buren, mensen uit de kampen, … Ondanks de moeilijke omstandigheden was het een voltreffer van formaat voor alle betrokkenen. Het begon te kriebelen, maar het duurde nog tot 2006 tot er een vervolg kwam op deze geweldige ervaring. Ik was intussen voor langere tijd naar Palestina getrokken en had er Shadi Zmorrod (de latere medeoprichter van de Palestijnse Circusschool, red.) ontmoet, een Palestijnse theaterregisseur die ook al stappen had gezet richting circuswereld. Er werd een dossier ingediend voor steun van de Vlaamse overheid en toen dat werd goedgekeurd konden we van start gaan. Het doel was iets structureels aanbieden rond circus op de Westbank: in de vorm van een stage van drie weken wilden we plaatselijke jongeren opleiden zodat ze zelf op termijn trekkers konden worden van het initiatief. Er zou weer een delegatie van België overkomen om de workshops te leiden. Op het laatste moment moesten de Belgen afzeggen: door zware Israëlische bombardementen op Zuid-Libanon (de Israëlisch-Libanese oorlog van 2006, red.) was het niet verantwoord dat ze naar Palestina zouden reizen. Vastbesloten ons plan door te zetten lanceerden we een oproep via Shadi’s netwerk. Uit verschillende hoeken kwam er reactie: een duo uit Frankrijk, een meisje uit Italië, een Amerikaan: allemaal mensen die in de buurt aan het werk of aan het reizen waren, zakten af naar Ramallah om de stage mee vorm te geven. Ondanks dit amateuristische begin was het succes overweldigend: de ervaring voor de jongeren, de opkomst van het publiek… Dat was zo’n beetje het begin van alles.”
Intussen zijn jullie uitgegroeid tot een circusschool met wekelijkse lessen voor zo’n driehonderd leerlingen.
“Klopt. Onze lessen zijn opgebouwd volgens het Europese model. Heel herkenbaar voor scholen in Vlaanderen waarschijnlijk. Een moeilijkheid voor ons is dat er erg weinig is om op terug te vallen. Er is zo goed als geen recreatief aanbod voor kinderen en jongeren in Palestina. Lessen gymnastiek bijvoorbeeld bestaan niet. We beginnen volledig van nul, ook wat onze lesgevers betreft. We krijgen geregeld input van buitenaf, artiesten en trainers uit de circuswereld buiten Palestina die hier hun knowhow komen delen, maar wij willen focussen op onze eigen jongeren zodat zij de lessen kunnen dragen. Het duurt even voor iemand voldoende technische en pedagogische skills heeft en het zelfvertrouwen om voor een groep te staan. Momenteel hebben we een pool van een tiental lesgevers voor onze wekelijkse werking. Op dit moment is er een intensieve ‘training of trainers’ bezig om meer mensen op te leiden, ook van buiten de school. Er zijn ook leerlingen die kansen krijgen om door te groeien buiten de muren van de school. Onze huidige hoofdlesgever volgde de eenjarige pedagogische opleiding aan de Ecole Nationale de Cirque in Montréal. Twee andere leerlingen gingen hun geluk beproeven in artistieke opleidingen, respectievelijk in CNAC (Centre national des arts du cirque) in Châlons-en-Champagne en Flic, de circusschool van Turijn. We ondersteunden hen financieel vanuit de Palestijnse Circusschool, met als voorwaarde dat ze hun opgedane kennis terug zouden brengen naar de school door workshops te komen geven. We vragen hen niet om volledig terug te komen, het zou onzinnig zijn om hen alle kansen die ze kregen weer af te nemen door hen op te sluiten in de beperkte mogelijkheden die Palestina en in zekere zin ook de school bieden. Bovendien beperkt hun Palestijnse nationaliteit hen al genoeg. Het meisje dat in CNAC studeerde heeft het geluk gehad om de residentie in Frankrijk te verkrijgen. Maar voor de meeste Palestijnen is het onmogelijk om voor lange tijd in het buitenland te verblijven. De visa zijn duur, onzeker en voor korte periodes. Een groot struikelblok dus, als je als artistiek opgeleide Palestijn buiten de muren aan de slag wil en een carrière wil uitbouwen.”
Wat is jouw rol in de school?
“Ik deed in het begin vooral de zakelijke ondersteuning. Administratie, planning, financiën.”
En visieontwikkeling?
“Ja, ook voor een stuk, maar altijd op een participatieve manier. Eerder zorgen dat er een visie is, in overeenkomst met alle betrokkenen. Volgens mij is dat de kracht van onze werking, dat iedereen die betrokken is het ervaart als zijn eigen project. De eerste generatie van de beginjaren is intussen doorgegroeid tot de kern van de werking. Na verloop van tijd ben ik me vooral beginnen focussen op de internationale contacten, de communicatie, fondsenwerving, buitenlandse tournees. Mijn laatste grote werk was het organiseren van het eerste ‘Palestine Circus Festival’ in 2016, naar aanleiding van het tienjarig bestaan van de school. Omdat het een succes was, besloten we er een tweejarig festival van maken: de tweede editie gaat door eind september, begin oktober 2018.”
Je bent een jaar geleden teruggekomen naar België. Waarom?
“In eerste instantie voor mijn zoon. Opgroeien in Palestina brengt zoveel beperkingen mee. Er zijn weinig of geen voorzieningen voor kinderen en jongeren, de curricula en methodieken in scholen zijn ondermaats. We wilden niet te lang wachten om hem die grote stap te laten maken naar een andere taal, een ander onderwijssysteem, een andere cultuur. Dus toen hij vorig jaar acht werd zijn we verhuisd. Maar ook voor mezelf was het niet meer houdbaar. Je leeft en werkt in een ongelooflijk zware context en op een bepaald moment voelde ik dat het mijn eigen mentale welzijn schaadde, dat ik niet meer gezond kon functioneren.”
De situatie in Palestina is enkel verslechterd de voorbije jaren?
“De situatie gaat heel snel, heel steil bergaf. Dat uit zich in alle dimensies van het leven. Is er nog hoop? Hoop waarop? Je stopt met erover na te denken om niet gek te worden. Mensen in conflictsituaties gaan bepaalde emotionele functies uitschakelen om te overleven. Ik denk dat dat bij mij niet lukte. Mijn hoofd tolde constant. Elke dag sta je onder hoogspanning. Als je in zo’n situatie geboren wordt, begin je zaken normaal te vinden die helemaal niet normaal zijn. De grens van het normaal menselijk functioneren wordt dagelijks overschreden. Mijn referentiekader blijft België en dat maakt het extra moeilijk. Ik weet dat er een plek is waar je veilig kan opgroeien, waar er kansen bestaan om je te ontplooien. Kinderen in Palestina zijn zo beperkt wat betreft de ontwikkeling van hun persoonlijkheid. Hun dominante referentiekader is het conflict, het geweld, de ontwrichte samenleving. Op school wordt er geen antwoord geboden op sociale en emotionele noden van opgroeiende kinderen en jongeren. Er is geen geld of ruimte voor. Het is geen prioriteit voor de overheid. Met de circusschool proberen we een alternatief referentiekader te bieden. Een baken van rust, constructiviteit, zelfexpressie en vrijheid. Een tegengewicht tegen die dominante negatieve waarden.”
Jessika Devlieghere (midden links, met bril): “We kunnen niet zonder onze internationale inbedding.”
Wat zijn jullie grootste pedagogische uitdagingen?
“De grootste zoektocht is de balans tussen onze sociale oriëntatie en de aandacht voor technisch-artistieke kwaliteit binnen de werking. Gasten die bij ons circus komen doen, willen daar goed in worden en je wil als werking beantwoorden aan die honger, hen niet betuttelen omdat het ‘maar’ sociaal werk zou zijn. Sociaal circus krijgt snel zo’n stempel. Onze doelen zijn sociaal, maar we willen ze bereiken zonder caritatief of paternalistisch te werken. We willen onze leerlingen behandelen als mensen met kansen en capaciteiten, hen niet reduceren tot slachtoffers van een conflict. Tegelijk willen we hen een sociaal-emotionele ontwikkeling bieden die ze elders weinig of niet krijgen. Daarnaast speelt constant de vraag hoeveel we willen veranderen in een samenleving en hoeveel respect we opbrengen voor wat er is. Hoe ontwrichtend ga je werken en hoe cultuurondersteunend? Ons uitgangspunt is steeds het respect voor de cultuur ter plaatse. We zijn van mening dat je daar meer mee bereikt dan met puur provocatief werk. De kwetsbaarste groepen die het meeste baat hebben bij ons werk zijn ook vaak de meest religieus-conservatieve. Om toegang te behouden tot die regio’s en je werking niet totaal te ondermijnen moet je respect blijven tonen en volgens bepaalde regels spelen. Dat botst met het idee van artistieke vrijheid. Wie artistiek zegt, zegt maatschappijkritisch en laat er in Palestina nu net heel veel zijn waar je kritiek op kan geven. Spijtig genoeg moeten we daar compromissen sluiten binnen de Palestijnse Circusschool. Wie bij ons is opgeleid en daarna volledige artistieke vrijheid wil, zullen we niet tegenhouden. Maar té kritisch werk kan niet onder onze naam. We kiezen ervoor om met respect voor de cultuur kleine veranderingen teweeg te brengen. Zonder clash of provocatie. Zo komt het ook dat we andere producties maken binnen Palestina dan waar we internationaal mee naar buiten komen. De nood van onze jongeren om hun verhaal te vertellen is groot. Het is het enige verhaal dat ze hebben en als we artistiek met hen aan de slag gaan dan is het dat waar het altijd over zal gaan. Zeker naar de buitenwereld toe is er een ongelooflijke drang om hun situatie uit te leggen, het leven in conflict uit te drukken. Daarom zijn de voorstellingen die internationaal toeren vaak erg geladen en inhoudelijk. Maar Palestijnse kinderen hebben geen boodschap aan het zoveelste herkauwen van hun dagelijkse situatie. Wat zij nodig hebben is om even te ontsnappen aan dat conflict, even te geloven dat er iets anders mogelijk is in het leven. Dat ze zelf als artiest, muzikant of journalist iets positiefs kunnen betekenen in de wereld. Daarvoor hebben ze rolmodellen nodig en dat zijn onze artiesten voor hen. Die voorstellingen bevatten ook knipogen naar de politieke situatie, maar zijn vooral humoristisch en interactief.”
Wat betekenen die internationale tournees voor jullie?
“We kunnen niet zonder onze internationale inbedding. We hebben nood aan pedagogische, artistieke en technische input van buitenaf. Daarnaast is het van belang om de poort op de wereld open te houden. In Palestina worden we ingesloten door een muur, afgesloten van de wereld en eenzijdig belicht door de media. Elke kans die er is om de deur open te zetten naar de rest van de wereld moeten we grijpen. Al is het maar om in contact te blijven met andere manieren van mens-zijn en in de wereld staan. Ten derde schept het mogelijkheden voor jongeren om professioneel door te groeien en internationaal kansen te krijgen – al geeft een artistieke studie in het buitenland geen garantie op een artistieke carrière. De problemen om in het buitenland te werken hebben we al aangehaald, maar wie in Palestina wil werken als kunstenaar komt vaak niet ver. Er is geen markt voor kunst en cultuur, je kan er niet van leven. Zelfs de leden van het meest vooraanstaande Palestijnse dansgezelschap dansen in hun vrije tijd, met een andere job ernaast. Het overheidsbudget voor cultuur is 0,003 procent. Onze werking steunt bijna volledig op buitenlandse sponsoring. Het merendeel van onze leerlingen betaalt niets of nauwelijks iets voor de circusschool. De weinige inkomsten die we hebben, halen we uit de buitenlandse tournees van onze voorstellingen. En de toekomst ziet er niet beter uit. Wereldwijd komt cultuur op het achterplan te staan, ook ontwikkelingssamenwerking krijgt klappen. Dus wat met ontwikkelingssamenwerking voor cultuur?”
Maar het maken en spelen van voorstellingen betekent veel meer dan enkel geld binnenhalen.
“Absoluut. En we moeten vechten om dat zo te houden. Het lijkt logisch om je meer commercieel te richten, bewust voorstellingen te brengen waarvan je weet dat ze goed zullen verkopen. Er is ook druk van sommige sponsors om op die manier meer zelfvoorzienend te worden. Maar het druist volledig in tegen onze visie. In onze beginjaren deden we het wel eens, maar als je dan na zo’n optreden op een 20.000 dollar kostend verjaardagsfeestje van een zevenjarig rijkeluiszoontje met je eigen leerlingen weer buiten staat, dan voel je je klein. Welke waarden geef je dan mee?”
Wat zijn jullie toekomstplannen?
“Als we kunnen bewaren en verdiepen wat er is, dan zou dat al mooi zijn. Onze ambities liggen niet veel verder. De kwaliteit van de lessen bewaken, het educatieve aanbod steeds beter afstemmen op de noden en gestaag meer kinderen en trainers betrekken. We zijn al een tijdje bezig met het neerschrijven en formaliseren van onze methodieken. Ook daar willen we verder stappen zetten. Er ligt al een pedagogische handleiding van onze reguliere werking klaar. Nu willen we dit verder uitwerken voor ons werk met mensen met een beperking. Zo kunnen we aantonen dat wat we doen, steunt op jarenlange expertise en een onderbouwde methodiek. Daarnaast willen we de artistieke poot verder uitwerken door meer mensen de kans te geven om een opleiding te volgen en door de Palestijnse Circusschool op de kaart te zetten als professionele compagnie. In het begin werden we vaak geboekt uit sympathie, als engagement. Maar onze jongeren willen op een podium gezet worden voor wat ze kunnen, voor de artistieke kwaliteit die ze brengen. Hopelijk zal daar in de toekomst meer ruimte voor zijn.”
Dit voorjaar was de Palestijnse Circusschool op tournee in Europa met hun nieuwste voorstelling Sarab. In België waren ze onder meer te zien in De Roma in Borgerhout en op het festival CIRKL in Leuven. We laten twee van de zeven artiesten aan het woord over het creatieproces: Hazar Azzeh (21) en Ahmad Abu Taleb (27).
Waarover gaat Sarab?
Hazar Azzeh: “Sarab gaat over de realiteit van mensen op de vlucht, oorlog en terreur. Een realiteit die ook hoort bij onze geschiedenis als Palestijnen. Het gaat over het tragische feit dat de geschiedenis zich herhaalt en dat deze problemen tot op vandaag wereldwijd brandend actueel zijn.”
Ahmad Abu Taleb: “Het woord ‘sarab’ betekent luchtspiegeling. De droom van een veiliger, stabieler oord die vluchtelingen hebben als ze hun land verlaten, wordt vaak geen realiteit.”
Hoe beginnen jullie aan een nieuwe creatie?
Hazar: “Het startpunt is de noodzaak om te reageren tegen iets waar je het niet mee eens bent, de wens om anderen te doen inzien wat nu genegeerd wordt. Het is een poging om uitdrukking te geven aan onze woede, onze manier om verandering te brengen in zoveel onrecht.”
Ahmad: “We zochten een thema dat zowel een lokaal als een internationaal publiek zou aanspreken. De start van de creatie was ook een periode van zwaar oorlogsgeweld in de Arabische wereld en daarbuiten, en de verhalen van uitwijzing en migratie die daarbij horen brachten ons terug naar de wortels van het Palestijns-Israëlisch conflict: het begin van de bezetting van Israël, de onteigening en het lijden van ons volk, herinneringen die in ons geheugen geprent zijn sinds onze kindertijd. Voor deze creatie gingen we op zoek naar verhalen van vluchtelingen over de hele wereld, van onze voorouders en van onze eigen dagelijkse realiteit.”
Hoe vertalen jullie dat verhaal naar circus?
Ahmad: “De verzamelde verhalen analyseren we via beweging. Het feit dat wij dit zelf meemaken, helpt ons om ze te vertalen naar het fysieke materiaal dat de basis vormt van de voorstelling.”
Hazar: “Circus, theater, dans, onze eigen emoties en de groepssfeer tijdens de creatie vormen samen de vertaling van wat niet kan worden gezegd, in de vorm van een circustheatervoorstelling. Zowel het verhaal als onze circustechniek zijn belangrijk voor ons, wat het niet eenvoudig maakt om het juiste evenwicht te vinden om deze ingewikkelde strijd fysiek uit te drukken met circustechnieken.”
Welke ervaring willen jullie meegeven aan jullie publiek?
Hazar: “We willen onze toeschouwers deelgenoot maken van wat het betekent om vluchteling te zijn. Ons doel is om hen even op te sluiten in die emotionele wereld, zodat ze bij het buitengaan van de theaterzaal niet meer op dezelfde manier naar de wereld kunnen kijken als ervoor. We willen mensen uitdagen om de stilte te verbreken, om te reageren tegen het onrecht en deel te nemen aan de verandering die wij proberen te initiëren.
>> Dit artikel verscheen in CircusMagazine #56 (september 2018) // Auteur: Hanna Mampuys // Voor overname contacteer maarten[at]circuscentrum.be