>> Dit artikel verscheen in CircusMagazine #47 (juni 2016). Voor overname: contacteer maarten[at]circuscentrum.be.
>> Auteur: Bram Dobbelaere
In maart werd onze huiscolumnist Bram Dobbelaere uitgenodigd op een colloquium met alle spelers van het Nederlandse circusveld. Makers, programmatoren, lesgevers en rondtrekkende circussen staken de koppen samen rond de vraag ‘Waar staat het circus in Nederland in 2025?’ Bram mocht vrij de ene vergadergroep uit- en de andere inwandelen, maar de opdracht was duidelijk: op het eind van de middag een live verslag uitbrengen in columnvorm. Dit is het resultaat van een middagje adrenaline met een strakke deadline.
De eerste indrukken zijn geruststellend: dit voelt heel vertrouwd aan. Het ganse Nederlandse circusveld past in één middelgrote kamer, dus dit lijkt wel heel hard op België. Een andere gedachte die de kop opsteekt is minder geruststellend: als hier vandaag een bom valt is het met het circus in Nederland meteen gedaan.
Maar goed, we concentreren ons op het mythische jaar 2025. Waar staat het circus dan? Makkelijk: tonnen subsidies, miljoenen leden voor de circusscholen, 264 internationaal toerende circusgezelschappen, lange wachtrijen voor de circustenten en theaters, circusfestivals van het formaat van Pinkpop, een peperdure zwarte markt voor de tickets incluis. Als je in 2025 een donker steegje doorwandelt en een louche figuur fluistert je toe “Psssst, tickets voor de nieuwe voorstelling van Tent? 480 euro!”, dan weten jullie dat het opzet geslaagd is.
Hoe daar te geraken is een ander paar mouwen. Koen Allary – zelfverklaard ongeleid projectiel, dus eerder menselijke kanonskogel dan clown – zet ons op weg met een paar stevige metaforen: Circus is altijd een blind date. Circusateliers zijn potgrond. En alle jongleurs vormen een sekte. Hij is ook de eerste Vlaming in de geschiedenis die Nederlanders ervan beschuldigt Calimerogewijs te bescheiden te zijn.
Er zijn hier meer Vlamingen, merkte iemand halverwege op, en opeens werd iedereen zich bewust van het onrustbarend aantal aanwezige Vlamingen. Ik wil hierbij iedereen geruststellen, in zakentermen heet dit gewoon een hostile takeover. Vlaanderen gaat binnenkort van 0 tot 2 circushogescholen in één klap, we wachten nog even tot de verbouwingen bij ACaPA en Codarts helemaal voorbij zijn. Ikzelf ben hier onder het mom van columnist, maar ik heb natuurlijk gewoon de beste ideeën genoteerd, neem die terug mee naar Vlaanderen en vanaf nu roepen we onophoudelijk: leuk gedaan, Nederland, maar wij waren eerst!
Jan Daems, artistiek directeur bij Codarts en onze vooruitgeschoven verkenner, was vanmiddag moderator bij de sessie met de meest exotische titel: ‘Beren en buitenkansen’. De eerste ontgoocheling dat niemand in berenpak is opgedaagd is snel doorgespoeld door het resultaat van de denkoefening en rode leidraad “Ik ben Minister van Circus en dus…” Voor sommigen is het vastleggen van het ministersalaris een prioriteit, dus het is een bijzonder geloofwaardige discussie. De ideeën die door de 13 deelnemers worden verwoord zijn zo concreet en interessant dat het belangrijkste besluit lijkt: Nederland heeft niet één, maar 13 circusministers nodig. De hoop is dat ze dat ene salaris willen delen.
Hoop ook dat het eerste programmapuntje van de sessie ‘Jong geleerd is oud gedaan’ het officieel afschaffen zou zijn van deze woordspeling in circuscontext. Soesja Pijlman, verpersoonlijking van het circusopleidingssysteem in Nederland, had daar echter geen oog voor. Ze concentreerde zich met de andere potgrondspecialisten op de materie. Een van de problemen voor de circusscholen en jeugdcircussen bleek het puberen van de Nederlandse jeugd te zijn. Ik werd even afgeleid door een foto van Marco Bonissimo in legging, dus het vervolg is mij ontgaan, maar als het niet te laat is wil ik nog vermelden dat Clearasil gel tegen puistjes indertijd voor mij wonderen heeft gedaan. Geen dank voor deze nuttige bijdrage.
Bij ‘Meer publiek’ zat er behoorlijk wat volk en gelukkig maar; voor een dergelijk thema is het extra pijnlijk als er maar twee deelnemers komen opdagen. Dit was zonder twijfel het moeilijkste thema, variërend van imago en marketing tot de ongrijpbare definitie van circus. De ervaring in Vlaanderen leert dat enkel het kidnappen van mensen en het omleiden van bussen bejaarden echt helpt.
De sessie ‘Meer en betere speelplekken’ werd vanmiddag gesponsord door Post-it. Post-its met ideeën, te kleven op een intrigerend kleurenschema in zwart-wit. Het groene gedeelte met als ondertitel ‘niet realiseerbaar’ bleef langst van al leeg. De ideeën borrelden nochtans spontaan op: Elk Nederlands theater programmeert vanaf nu verplicht 200 circusvoorstellingen per jaar. Alle Nederlandse voetbalvelden zijn vanaf nu vrij beschikbaar voor rondreizende circussen. Niet in deze categorie, en voor het eerst deze middag gehoord: een eigen Nederlands Circuscentrum!
Dat lijkt me een heel concreet voorstel en daar wil ik dan ook graag even bij helpen. Ik ben zo vrij geweest om al naar een geschikte locatie te zoeken. Na enig speurwerk kwam ik uit bij Drimmelen in Noord-Brabant, precies halverwege tussen de hogescholen van Tilburg en Rotterdam, dus politiek correct en niet al te ver van de Belgische grens. Drimmelen heeft 567 inwoners, een watersportcentrum en een jachthaven! Wat handig is om belangrijke circuspartners of columnisten uit het buitenland te kunnen ontvangen. In Drimmelen staat een leuke plek te koop van 225m² voor de burelen, 2210m² terrein, ideaal om er nog een circustent bij te zetten. Prijs: 775 000 euro. Circuscentrum Nederland, één adres: ‘t Fort 8 te Drimmelen.
U doet met deze informatie wat u wil, maar als u van vandaag één iets meeneemt… Dan toch de beste tip van Koen Allary: “Circus in Nederland, probeer vergeten te worden bij de besparingsrondes.”
Ik wens jullie ontzettend veel succes en plezier met het verder uitbouwen van circus in Nederland.
En pas op voor de Vlamingen.