Hoe raad je hoeveel kleingeld iemand in zijn zakken heeft? Hoe slik je vijf scheermesjes in om ze daarna met flosdraad uit je keel te vissen? En hoe kan je iemand zo hypnotiseren dat die de gedachten van een ander leest? Deze vragen had ik goochelaar Tim Oelbrandt (34) na de try-out van zijn nieuwe voorstelling-in-ontwikkeling ‘Heen en terug’ kunnen stellen. Maar dat deed ik niet. Ik was vooral benieuwd naar het dubbelleven van deze goochelaar en lichtontwerper. Naar de mens achter de magie.
>> Dit artikel verscheen in CircusMagazine #54 (maart 2018). Voor overname: contacteer maarten[at]circuscentrum.be.
>> Auteur: Brecht Hermans. Foto’s: Bart Grietens.
Hallo Tim, de laatste keer dat ik je zag, werkten we samen als techniekers. Nu verbaas je me met je goocheltalent. Of ben ik makkelijk publiek omdat ik nog niet veel goochelshows gezien heb?
Tim Oelbrandt: “Tja, zo veel zijn er niet, hé. Als je praat over goochelshows denken mensen al snel aan een clown op kinderfeestjes of iemand die een konijn uit een hoge hoed tovert. Er is zo’n onderaanbod aan goochelen dat het echt in de nis van het gemakkelijk entertainment is geduwd. Dat is jammer, want er zit zo veel meer in.
Vroeger dacht ik altijd: als je mensen wilt beroeren, moet je muziek maken. Ik dacht dat je dat met goochelen niet kon. Maar dat is niet waar! Ik heb ontdekt dat je mensen met een truc en een verhaal erbij intens kan beroeren. In het begin van mijn voorstelling laat ik een munt verdwijnen, een cafétruc die heel veel mensen kunnen. Maar als je dat in een verhaal giet, zit iedereen er plots muisstil naar te kijken. Er komt een emotie bij. Ik vind het straf dat zoiets kan.”
Wordt die emotie opgewekt door het verhaal of door de truc?
“Ook door de truc zelf. Ik denk dat wordt onderschat hoe krachtig kleine dingen kunnen zijn. Je hoeft geen trein of vliegtuig te laten verdwijnen om mensen te verbazen. Je kan ook een munt of een sigaret laten verdwijnen. Dat is misschien zelfs straffer omdat het publiek er zo dichtbij zit. Er is geen podium en geen plaats voor spiegels of rookgordijnen. Daarom houd ik mijn voorstelling bewust klein.”
Volgens mij raak je door de verwondering bij het goochelen aan een dieperliggende emotie, voorbij het rationele denken. Het gaat niet om een theatrale situatie die je herkent, maar het goochelen doet rechtstreeks iets met jou.
“Het is heel persoonlijk. En vaak creëert het publiek de ervaring zelf. Ik heb bijvoorbeeld een truc met een sleutel die werkt op pure wetenschap. Daar zit geen geheim achter. Maar het publiek voert zelf de truc uit en krijgt het gevoel dat de magie in hun handen zit. Op zo’n moment wordt het heel persoonlijk. En eenmaal dat gebeurd is, betrekt het publiek alles wat daarna komt ook op zichzelf. Aan het eind van de voorstelling vertel ik over herinneringen die je misschien ooit vergeet. Ik ben daar zelf verschrikkelijk bang voor, om dement te worden. Daarom vertel ik over een steen waaraan je je herinneringen kan toevertrouwen en die die dan vasthoudt. Ik ben er bijna zeker van dat iedereen dan nadenkt over welke herinnering hij of zij in die steen zou steken. Mocht ik een glitterpak aantrekken en met de ene truc na de andere laten zien wat ik allemaal kan, dan zou ik een muur bouwen. Je publiek kan dan nog maar één ding doen: proberen er achter te komen hoe je dat doet. Maar ik wil het tegenovergestelde. Van mij mag je weten hoe ik het doe, maar wat als je dat weten nu eens een uurtje achterwege laat en het allemaal op je af laat komen. Even weer kind zijn. Dat probeer ik te bereiken.”
Het verschilt wellicht van persoon tot persoon hoeveel voorkennis iemand meeneemt naar je voorstelling.
“Ik denk dat mensen die het minst verwachten er het meest uit zullen halen. Wie echt voor een goochelshow komt, zal niet krijgen wat hij verwacht. Ik breng geen aaneenschakeling van trucs. Want gaat het om de truc of om de magie die je naar boven brengt? Voor mij gaat het om dat tweede. Magie is iets ontastbaar. Dat zit hem echt niet in de truc zelf of in het geheim. Het zit hem in de combinatie met theater, het verhaal. En in de verbinding tussen mij en het publiek. Als die er niet is, heb je geen magie.”
Ligt de verantwoordelijkheid om de voorstelling te doen slagen dan voor een groot deel bij het publiek?
“Ja, dat merk ik wel. Soms geeft dat zelfs een hoge druk. Zo was er bij de try-outs een man wiens gedachten zouden worden gelezen door een vrouw op het podium. Ik wist zeker dat die vrouw daarin zou slagen, want ik had de juiste persoon uitgezocht. Maar die man kreeg zomaar een grote verantwoordelijkheid in zijn schoenen geschoven en was bijgevolg oprecht zenuwachtig. Toen ik dat achteraf te weten kwam, vroeg ik mezelf af of ik zoiets wel kon doen. Maar eigenlijk is het tof. Die man heeft een bijzondere ervaring gehad. En het lukte, mede dankzij zijn prestatie. Dus ja, het publiek maakt mee de voorstelling. Eigenlijk ben ik daar wel verbaasd over: ik heb nog nooit iemand in de voorstelling gehad die niet op het podium wilde komen.”
Dat ligt waarschijnlijk ook aan de manier waarop je het vraagt.
“Een compliment helpt altijd. Ik heb zelf ook een hekel aan mensen voor schut zetten op scène. Goochelaars zijn daar het allerbeste in. Ik kan daar niet tegen. Ik heb zelfs al moeite met bepaalde hypnoseshows waarin ze mensen als een kip laten rondlopen of laten denken dat ze naakt zijn. Terwijl hypnose zo mooi is: mensen laten je toe bepaalde dingen te doen die misschien zelfs hun partner niet mag. Als mensen bij mij op podium komen, heb ik daar tweehonderd procent respect voor.”
Waarin ligt de schoonheid van hypnose precies: de intimiteit, de kwetsbaarheid?
“Ja, absoluut. Het is bij mij nog niet gebeurd, maar ik denk dat de kans groot is dat er ooit nog tranen gaan rollen op podium. Omdat je met heel gevoelige dingen bezig bent. Bijvoorbeeld ook als je het hebt over geesten oproepen: je weet nooit hoe diep het geloof van mensen zit. Een keer bleef na de voorstelling een dame achter die dacht dat ik de real deal was. Ik heb dat uit haar hoofd moeten praten.”
Dat klinkt als soapacteurs waarvan mensen denken dat ze in het echt precies zo zijn als hun personage. Speel je als acteur niet altijd een beetje met het geloof van je publiek?
“Dat zou kunnen. (lacht) Ik heb mezelf nooit gezien als acteur, maar ik heb wel een script dus moet ik wel wat acteren. Maar ik spring regelmatig genoeg uit mijn script om het levend te houden. Het moet geloofwaardig blijven. Het publiek mag niet denken dat een acteur zijn kunstje aan het opvoeren is. En mijn script heeft veel vertakkingen. Als ik het publiek iets vraag en ze zeggen nee, dan moet ik anders reageren dan wanneer ze ja zeggen.”
Hoe bereid je je voor op al die mogelijkheden?
“Vooral mentaal. Ik weet dat het kan komen. Ik weet niet precies hoe ik zal reageren, maar ik zorg dat ik wel in de startblokken sta. Zo kan je bij hypnose te maken krijgen met sleepers, mensen die zo ontspannen zijn dat ze letterlijk in slaap vallen. Daar kan je weinig mee doen, behalve wakker maken.”
Ik heb hypnose eigenlijk altijd eng gevonden, waarschijnlijk uit angst om de controle te verliezen.
“Maar je geeft nooit echt de controle uit handen. Je beslist zelf in welke mate je jezelf laat gidsen. Een beetje zoals bij een geleide meditatie. Ze zeggen je wat je kunt doen om ergens te geraken, maar je kan dat zelf afbreken. Je kan denken: ik stop ermee en ga nadenken over wat ik vanavond wil eten. Dan is het gedaan.”
Heeft iemand onder hypnose die denkt dat die naakt is dan steeds in zijn achterhoofd: oké, ik doe mee omdat het grappig is?
“Nee, dat stadium ben je al lang voorbij. Je hebt het mentale contract al ondertekend dat de hypnotiseur mag doen wat hij wil. Maar je kan nooit iemand iets tegen zijn wil laten doen. Zolang mensen een wil hebben, kun je er niets slechts mee doen. En als ze geen wil hebben, kun je ze niet hypnotiseren. Dan zijn het geen mensen.”
Waar komt jouw liefde voor magie vandaan?
“Als kind was ik enorm geïnteresseerd in goochelen en meer nog in circus. Maar ik was een bangerik, dus circus was niets voor mij. Het goochelen fascineerde mij, dus ben ik begonnen met goocheldozen. Later leerde ik toevallig een goochelaar kennen die mij verder heeft geholpen. En ik heb veel boeken gelezen. Boeken boeken boeken. Zeer ouderwets, maar daar staat alles in. Toen ik klaar was met school ben ik beginnen reizen. Ik heb skiles gegeven in Australië, Argentinië, Japan. Overdag stond ik op de latten en ‘s avonds verzorgde ik de après-skishows. Daar zat geen diepgang in, alleen maar platte humor. Maar ik heb er wel de stiel door geleerd. Hoe dronken je publiek ook is, je leert waarmee gelachen wordt. En hoe ver je kan gaan. Na een jaar of tien uit mijn koffer te leven, van het ene vliegtuig naar het andere, had ik er genoeg van. Toen heb ik besloten om terug naar België te komen en hier een job te zoeken, een appartement, een lief. Alles er op en er aan. Ik was toen 25. Shit, dat is bijna tien jaar geleden!”
Vanwaar die plotselinge omslag?
“Ik ben dingen snel beu. Ik had bereikt wat ik kon bereiken: ik had alle diploma’s behaald die ik wilde behalen, was skileraren aan het opleiden, mensen aan het gidsen in de bergen en op vulkanen in Japan. Op een zeker moment dacht ik: oké, dat heb ik gedaan. Eens zien of er nog iets spannender is. In eerste instantie was dat voor mij muziek. Ik ben beginnen werken in De Roma, voornamelijk bij concerten. Daar heb ik echt de stiel geleerd: hoe je met licht moet omgaan, hoe je een sfeer kan creëren. En in De Roma ben ik opnieuw in contact gekomen met circus. Ik heb een aantal compagnieën leren kennen en gezien dat circus ook gecombineerd kan worden met theater. ‘The Mill’ van Ockham’s Razor heeft bijvoorbeeld diepe indruk op mij gemaakt. Dat was acrobatisch misschien niet het allerstrafste, maar dat zat zo mooi in elkaar. Toen dacht ik: ik wil weer gaan goochelen en dat goochelen met theater combineren. Ik ben gestopt in De Roma en kort daarna beginnen werken voor Theater FroeFroe. Door met hen op tournee te gaan en mee voorstellingen te maken, heb ik heel veel geleerd over hoe je theater moet maken. Ik leer er nog elke dag.”
Klinkt alsof je met een brede waaier aan podiumkunsten in contact bent gekomen: theater, circus, figurentheater.
“Allemaal visueel theater, eigenlijk. Maar het moeilijke is de combinatie. Bij circus zie je dat goed, omdat je enerzijds je discipline wil tonen maar anderzijds ook een verhaal wilt brengen. Eigenlijk moet je voortdurend je verhaal onderbreken om je discipline te laten zien. Dan moet je bijna gaan schrappen in je kunnen. Een mooi voorbeeld van iemand die dat kan is Alexander Vantournhout, met wie ik veel heb samengewerkt als lichtontwerper. Toen hij ‘Caprices’ aan het maken was, viel mij op dat wanneer hij met zijn rad aan het performen was, hij niet alles liet zien wat hij kon. Het ging om de choreografie en zijn relatie met het rad en de muziek.”
Als ik aan ‘Caprices’ denk, zie ik weer het beeld voor me van Alexander die meters hoog in de lucht hangt en jij die daar staat met een touw in je handen. Hij moet veel vertrouwen in je hebben gehad.
“Verschrikkelijk was dat. ‘Zo hoog als je kunt, hé!’ Maar de Hallen van Schaarbeek zijn twintig meter hoog. Ik vond dat moeilijk om te doen. Maar Alexander en ik hebben dat natuurlijk gradueel opgebouwd. We zijn begonnen met vanuit stilstand hangen, niet te hoog, aan een trapleuning of zo. Later kwam het ronddraaien erbij en dan steeds hoger. Telkens als we een stap verder gingen, was dat maar een metertje hoger. En voor je het weet, zit je op vijftien meter hoogte. En ik wist, met dat touw in mijn handen, als ik nu een kramp krijg, dan is het gedaan. Maar Alexander heeft dat nooit in twijfel getrokken: hij wist dat ik hem zou vasthouden zo goed als ik kon.”
Vorig jaar heb je het Nederlands Kampioenschap Goochelen gewonnen, hoe was dat?
“Als ik deelneem aan zo’n wedstrijd, dan is dat in de eerste plaats om nieuw materiaal te testen. Voor mij zijn dat de beste try-outs. Je krijgt de faciliteiten, een theater, en dat is dan nog eens gevuld met alleen maar goochelaars die superkritisch zijn. Als ik daar iets probeer, word ik overladen met feedback. Als ik dan merk dat de trucs werken, kan ik daarna aan de slag met wat ik echt belangrijk vind: de sfeer, het verhaal. Ik heb in Nederland meegedaan met ‘Spirals’, een act waar ik al jaren aan werk. Het is een rolling ball sculpture, een gigantische knikkerbaan uit koper. Die installatie is zo fascinerend om naar te kijken dat die mij bijna van het podium speelt. Maar ik combineer het met contact juggling. En als je dan die ballen kunt laten verdwijnen en verschijnen, heb je goochelen, theater en circus gecombineerd. Eigenlijk dacht ik dat ik iets veel te kunstig had gemaakt voor het kampioenschap. Ik gebruikte ook klassieke muziek, Arvo Pärt. Uiteindelijk is daar een heel mooi stukje theater uit ontstaan, een hele droomwereld. Ik heb niet gewonnen omdat mijn goochelen technisch zo goed is of omdat mijn theater of circus zo goed zijn, maar omdat alles elkaar versterkte en mensen ontroerd waren. Het was muisstil in de zaal. Daardoor ontstond er ook discussie: volgens sommigen verdiende ik de eerste prijs niet omdat er zo weinig applaus was tijdens mijn act. Maar ik heb er juist aan gewerkt om alle typische momenten waarop de goochelaar zijn applaus in ontvangst neemt, uit de voorstelling te halen, want dat zou storend zijn voor de muziek. Maar dat begrepen veel goochelaars niet. En dat komt doordat het goochelen jaren stil heeft gestaan. Gelukkig is er nu een nieuwe golf theatermakers en goochelaars die daar iets aan doen. Met name de Franse Magie Nouvelle-beweging, waar ook Kurt Demey in zit. Dan ben ik blij dat ik daar mijn steentje aan kan bijdragen.”