Circus is de kunst van de mogelijkheden. Circusartiesten zijn getraind om mogelijkheden te zien. Wat niet tot de mogelijkheden behoort voegen ze er eigenhandig aan toe. Te beginnen met hun eigen lichaam, dat getraind en gevormd wordt om wat je voor mogelijk houdt te overstijgen.
Ook circuscreatie vertrekt vaak van het onderzoeken van mogelijkheden: wat kan ik allemaal doen met… een Chinese mast, een grote metalen cirkel, een ander menselijk lichaam, een gitaar, vijfentwintig gitaren, achtennegentig gitaren. Voor de dompteur der dingen is de lijst eindeloos. Circus als bril die je werkelijkheid kleurt. Een permanente augmented reality. Mogelijkheden zien waar anderen gewoon een stoel zien. Op het podium levert dat poëtische beelden op. Metaforische werelden. Des univers. En oh ja, niets is wat het lijkt. Lees er de programmaboekjes maar op na.
Soms stopt het daar. Met een stroom aan mogelijkheden. Een opsomming van ontdekkingen. Vindingrijkheid wordt zo een nieuwe vorm van virtuositeit. ‘Kijk wat ik kan’ wordt ‘kijk wat ik kan verzinnen’. Getrainde hersenspieren. Beide helften. Verbeeldings-kracht. Om-‘t-er-origineelst.
Dat het zien van mogelijkheden een kracht is in tijden waarin er geen alternatief heet te zijn, lijdt geen twijfel. Dat het slechts een eerste stap is op weg naar het her(be)tekenen van de wereld om ons heen evenmin.
Soms is de vindingrijkheid slechts de tussenstop. Geen doel op zich maar een manier waarop. Een manier waarop de circusartiest zijn publiek verleidt om andere betekenissen te zien. Een middel om het publiek even stil te doen staan en een andere visie te laten overwegen. Circus als medium van veel meer dan de truc. Dan reikt de op scène gecreëerde werkelijkheid tot buiten de tentzeilen, verder dan de schuifdeuren van het cultureel centrum. Tot het zaallicht en de smartphone weer aan gaan.
>> Dit artikel verscheen in CircusMagazine #57 (december 2018) // Auteur: Toon Van Gramberen // Foto: Brecht Van Maele // Voor overname: contacteer maarten[at]circuscentrum.be